De Zweedse wetenschapper, theoloog en mysticus Emanuel Swedenborg (1688-1772) stichtte een religieus systeem dat bekend staat als het Swedenborgianisme en waarvan ideeën werden opgenomen in de Kerk van het Nieuwe Jeruzalem.
Emanuel Swedenborg werd geboren als Emanuel Swedberg op 29 januari 1688 in Uppsala. Zijn vader, bisschop Jesper Swedberg, was professor aan de Universiteit van Uppsala. De familienaam werd in 1719 veranderd in Swedenborg toen de familie in de adelstand werd verheven. Na studies aan de Universiteit van Uppsala, waar hij zich concentreerde op wiskunde en astronomie, reisde Swedenborg gedurende 5 jaar door Europa (1710-1714). Na een periode van 2 jaar waarin hij zich bezig hield met wetenschappelijke journalistiek, werd Swedenborg in 1716 assessor aan het Koninklijk College van Mijnen. Gedurende de volgende 30 jaar was Swedenborg’s voornaamste werk geconcentreerd in de Zweedse metaalmijnbouw. Zijn technische bekwaamheid bezorgde hem een brede reputatie. Vanaf 1747 wijdde hij het grootste deel van zijn tijd aan het verwerven van kennis door reizen en observatie en aan het uitwerken en publiceren van wetenschappelijke en theologische theorieën.
Tijdens zijn carrière in de mijnbouw, studeerde en schreef Swedenborg. In 1718 publiceerde Swedenborg het eerste Zweedse werk over algebra. In 1721 gaf hij een omvangrijk werk uit waarin hij het geometrische karakter van de natuur- en scheikunde trachtte aan te tonen. Swedenborg besteedde de volgende 13 jaar aan onderzoek en het schrijven van een driedelig werk over de aard van de fysica, Opera philosophica et mineralia, gepubliceerd te Leipzig in 1734. Hij vatte het atoom op als een draaikolk van deeltjes, waarbij elk deeltje was samengesteld uit zijn eigen innerlijke bewegingen. Deze theorie benaderde het elektron-nucleus raamwerk van het atoom in de moderne natuurkunde. Swedenborg redeneerde vanuit een algemeen principe van materie, waarin hij het oneindige als pure beweging zag. Hij vatte de zuivere beweging op als een neiging tot schepping, en elke daaropvolgende vorming van de schepping werd een complex van zuivere beweging.
Na de publicatie van zijn werk over de fysica, richtten Swedenborgs studies en onderzoeken zich op de mens als fysiologisch en anatomisch geheel en op de mens in zijn relatie tot God. Zijn nieuwe studies leidden tot de publicatie van twee werken: Oeconomia regni animalis (1740-1741) en Regnum animale (1744-1745). Enkele van Swedenborgs fysiologische ontdekkingen waren belangrijk. Hij was een van de eersten die de aard van de cerebrospinale vloeistof ontdekte. Hij identificeerde de overeenkomst tussen bepaalde delen van het lichaam en bepaalde motorische gebieden van de cerebrale cortex. Zijn studies van de fysiologie van het bloed, de hersenen, de longen en het hart leidden hem ertoe de relatie tussen deze organen correct te karakteriseren. Hij trachtte ook de fysiologische basis voor de menselijke waarneming te beschrijven en aldus een manier te vinden om de ziel van de mens te definiëren en te beschrijven.
Na deze studies wijdde Swedenborg zijn energie aan de filosofie van de theologie. Hoewel geen theoloog in de strikte zin, was hij een voortreffelijk filosoof of theologisch speculant. Gebruikmakend van enkele fundamentele Christelijke waarheden, werkte Swedenborg – deels op wetenschappelijke basis, deels op filosofische basis – een theorie uit van God, van de mens, en van de goddelijke openbaring en verlossing. Op basis van deze theorieën werd in 1784 de Kerk van het Nieuwe Jeruzalem gesticht.
Swedenborg stichtte zelf geen kerk of sekte. Hoewel zijn reputatie gevestigd is op zijn theologische theorieën, overtreft zijn grootheid als wetenschapper en filosoof van de natuur waarschijnlijk zijn grootheid als theologisch speculant. De basis van Swedenborgs speculaties was zijn veronderstelling dat het oneindige een ondeelbare macht was, een persoonlijke god ondeelbaar in essentie of macht of persoon. Hij verwierp de traditionele Christelijke leer van de Drie-eenheid.
Een systematische uiteenzetting van Swedenborg’s theologie verscheen in 1771 onder de titel Vera Christiana religio. Hij beschouwde alle dingen als geschapen door goddelijke liefde en volgens goddelijke wijsheid. Elk materieel ding correspondeerde met een “geestelijke vorm.” Swedenborg bereikte aldus een gewijzigd Neoplatonisme: alle effecten in de materiële wereld hebben geestelijke oorzaken en daardoor een goddelijk doel.
Swedenborg analyseerde de bijbelboeken Genesis en Exodus in zijn Arcana coelestia (1749-1756), en Openbaring in zijn Apocalypsis explicata (1785-1789), de laatste postuum gepubliceerd. Het zuiver filosofische aspect van zijn redenering werkte hij uit in drie grote werken: De coelo et ejus mirabilibus, et de inferno (1758), Sapientia angelica de divino amore et de divina sapientia (1763), en Sapientia angelica de divina providentia (1764).
Swedenborgs verlossingstheorie verwierp elke notie dat Jezus Christus in zichzelf een goddelijke persoon was, maar stelde dat de binnenste ziel van Jezus goddelijk was. Deze goddelijke ziel had van Maria een menselijke gedaante aangenomen, en Jezus’ menselijke natuur was verheerlijkt door zijn voorbeeldig leven. Door weerstand te bieden aan alle verleidingen en kwalen van de machten der duisternis, had Jezus een weg geopend waardoor het goddelijke leven in de gehele mensheid kon binnenstromen. De mens was vrij geworden om de waarheid te kennen en in staat te zijn haar voorschriften te gehoorzamen. De verlossing van de mensheid lag in deze kennis en gehoorzaamheid.
Swedenborg verdedigde zijn theologische speculaties door te beweren dat zij het gevolg waren van een goddelijke roeping. Hij hield vol dat hij een speciaal licht van God had ontvangen. Hij hield ook vol dat al zijn exegetische en filosofische verhandelingen een nieuwe openbaring van God vormden. De mensheid moet naar deze openbaring leven om een nieuw tijdperk van rede en waarheid in te luiden.
Swedenborg stierf in Londen op 29 maart 1772. In 1908 verzocht de Zweedse regering om zijn stoffelijk overschot over te brengen naar de kathedraal van Uppsala.