Vier inhoudsgebieden:
Deze strategie werkt voor alle inhoudsgebieden omdat het een repetitieve, stapsgewijze vorm van leren is. Bij wiskunde kunnen de leerlingen de stappen van een probleem bekijken die de leraar uitvoert en hoeven ze zich geen zorgen te maken over het opschrijven van iets. Dit betekent dat de aandacht volledig bij het proces is en dat de leerlingen niet gefocust zijn op het opschrijven van de informatie. Het speelveld is gelijk. Niemand gaat vooruit. Alle leerlingen luisteren en kijken naar het proces dat hen wordt voorgespiegeld (McCoy, 2011). Leerlingen missen vaak stappen of raken de weg kwijt bij het leren van nieuwe rekenvaardigheden, maar I do, we do, you do leidt de aandacht van de leerlingen op drie manieren om ervoor te zorgen dat deze stappen niet verloren gaan.
Bij het lezen kunnen de leerlingen luisteren naar een boek dat wordt voorgelezen en kijken naar de manier waarop de leerkracht een denkoefening voorleest tijdens het lezen. Dit is vooral goed voor de jongere klassen, omdat ze dan de juiste leesvaardigheid moeten leren die hoort bij een goede lezer.
In de wetenschap of bèta/techniek wordt veel geëxperimenteerd. Als het gaat om chemicaliën of materialen die met zorg moeten worden behandeld, moet er een goede demonstratie en instructie worden gegeven. Ik doe, wij doen, jij doet is een perfecte manier voor de leerlingen om het de eerste keer zelf goed te doen, omdat ze het eerst door de leraar gedaan hebben zien worden, vervolgens het experiment met hulp van de leraar uitvoeren, en het tenslotte zelf doen. Hoe meer oefening en herhaling er is, hoe minder fouten en misstappen er gebeuren. Realistisch gezien bestaat er niet zoiets als te veel oefening.
In het laatste inhoudsgebied, sociale studies, leren de leerlingen vaak over bepaalde culturen, plaatsen, datums, kaarten, enz. Werkstukken en projecten worden vaak toegewezen bij het werken in deze inhoudsgebieden in de hogere klassen, zoals 3e tot en met 6e. Ik doe, wij doen, jij doet zou goed werken als je een werkstuk of project uitlegt en modelleert, zodat de leerlingen de verwachtingen en criteria voor de opdracht kennen. Dit is van vitaal belang voor leerlingen die niet zo goed kunnen schrijven, leerlingen die meer uitleg nodig hebben bij grotere opdrachten zoals deze, of leerlingen die net beginnen met schrijfvoorbeelden in de tweede en derde klas.
Als een leraar bijvoorbeeld een voorbeeld schrijft van een opdracht die uiteindelijk over een bepaalde cultuur zal worden gegeven, kan hij/zij de klas laten zien welke stappen er zijn genomen bij het maken ervan. Omdat schrijven veel stappen omvat, is het belangrijk dat de leerlingen begrijpen wat hen wordt opgedragen en wat er allemaal komt kijken bij het maken van een werkstuk. Het onderzoek en de bijzonderheden zullen beter begrepen worden als ze eerst een voorbeeld krijgen in het “ik doe”-gedeelte. De volgende dag kunnen ze dan samen als klas een nieuwe cultuur onderzoeken voor het “wij doen” gedeelte. Door daadwerkelijk te helpen bij het onderzoek krijgen de leerlingen een voorproefje van wat ze zullen doen tijdens de laatste “jij doet” stap. Door een opdracht in wezen drie keer door te werken, zullen de leerlingen veel gemakkelijker in staat zijn een dergelijke opdracht met behulp van goede strategieën uit te voeren en zullen ze minder vragen hebben dan wanneer ze de eerste keer alleen op pad zouden worden gestuurd om het allemaal zelf te doen.
De methode “Ik doe, wij doen, jij doet” is een eenvoudige, maar doeltreffende manier om leerlingen en kinderen nieuwe concepten bij te brengen. Wanneer het consequent wordt beoefend, zal het zorgen voor een grotere diepte van begrip en vertrouwen bij studenten als ze de concepten zelfstandig toepassen in de taken en activiteiten die aan hen zijn toegewezen (McCoy, 2015).