In eerdere studies is aangetoond dat fibrinoïde necrose niet alleen optreedt in bindweefsel en in vaatwanden, maar ook kan worden waargenomen in de levercellen onder speciale omstandigheden en ook experimenteel kan worden uitgelokt. In de huidige studie werd vastgesteld dat bepaalde dermatosen (gevallen van de herpesgroep, erythema multiforme, geneesmiddelenerupties, toxische epidermale necrolyse van Lyell, pityriasis lichenoides acuta, en door UV-stralen aangetaste huid) gepaard gingen met “eosinofiele necrose” in de epitheelcellen, die morfologisch overeenkwam met de eerder beschreven fibrinoïde necrose van het bindweefsel en van de levercellen. Naast toxische, infectieuze en septische aandoeningen lijken ook stoornissen van de bloedsomloop (hypoxie, anoxie) van bijzondere betekenis te zijn. Waarnemingen met behulp van de licht- en fluorescentiemicroscoop brachten de kenmerken aan het licht van keratinevarianten en precursoren in sommige necrobiotische cellen die van invloed zijn op de bijzondere eigenschappen van fibrinoïde necrose van de huidepithelia. De rol van de gemengde paraproteïnen wordt benadrukt en er wordt verwezen naar de rol van een gemengd paraproteïne (“keratofibrinoïde”) dat in de loop van het regressieve proces wordt gevormd en waaraan de morfologische veranderingen kunnen worden toegeschreven.