In de psychoanalyse, de laatste libidinale fase van de psychoseksuele ontwikkeling die komt na de orale fase, de anale fase, de fallische fase, en de latentie periode. Het genitale stadium wordt gekenmerkt door een focus van libido op het genitale gebied, en het ontstaat tijdens de puberteit, wanneer het Oedipus complex weer opduikt en met meer of minder succes wordt overwonnen door volwassen object-keuzes. Het concept werd ontwikkeld door Sigmund Freud (1856-1939) in een hoofdstuk dat in 1915 werd toegevoegd aan zijn boek Three Essays on the Theory of Sexuality (1905), waarin hij suggereerde dat de wortels ervan in de kindertijd liggen: “Het enige verschil ligt in het feit dat in de kindertijd de combinatie van de samenstellende instincten en hun ondergeschiktheid aan het primaat van de geslachtsorganen slechts zeer onvolledig of in het geheel niet tot stand zijn gekomen. De vestiging van dat primaat in dienst van de voortplanting is dus de laatste fase waar de organisatie van de seksualiteit doorheen gaat” (Standaardeditie, VII, blz. 130-243, op blz. 199). Ook wel de genitale fase genoemd. Zie ook genitaal karakter, genitale liefde, pregenitaal.