Vraag: “Wat was de boodschap van Elihu aan Job?”
Antwoord: Elihu was een van Jobs vrienden – niet een van de drie die aan het begin van het boek gekomen waren om Job te troosten, maar een die later arriveert en de laatste en langste enkele toespraak tot Job houdt. Elihu wordt alleen geïdentificeerd als de “zoon van Barakel, de Buziet, uit het geslacht van Ram” (Job 32:2). In Job 32-37 geeft Elihu een antwoord aan Job dat de Heer verheft, Job’s drie vrienden veroordeelt, en Job terecht confronteert.
In Job 32 richt Elihu zijn antwoord op het berispen van Job’s drie vrienden, Eliphaz, Bildad, en Zophar. In vers 12 merkt hij op: “Ik heb u mijn volle aandacht gegeven. / Maar niet één van u heeft het ongelijk van Job bewezen; / niemand van u heeft zijn argumenten beantwoord.” Omdat Elihu jonger was dan de andere vrienden van Job, had hij tijdens hun gesprek tot dan toe zijn kalmte bewaard (Job 32:4-7). Maar uiteindelijk kon hij er niet meer tegen. Elihu neemt het woord omdat hij “zeer boos is op Job omdat hij zichzelf rechtvaardigt in plaats van God” en op de drie vrienden van Job, “omdat zij geen manier hadden gevonden om Job te weerleggen, en hem toch hadden veroordeeld” (Job 32:2-3).
In Job 33 richt Elihu zijn aandacht op Job. Hij verklaart dat Job ongelijk had toen hij zei dat hij zonder zonde was en dat God niet zou antwoorden. Elihu zegt: “Maar ik zeg u, hierin hebt u geen gelijk, / want God is groter dan elke sterveling” (Job 33:12).
In Job 34 gaat Elihu over op het verklaren van Gods rechtvaardigheid. Vers 12 zegt specifiek: “Het is ondenkbaar dat God onrecht zou doen, / dat de Almachtige het recht zou verdraaien.”
In Job 35 wendt Elihu zich opnieuw tot Job in veroordeling. In de verzen 13-14 zegt Elihu: “Voorwaar, God luistert niet naar een leeg pleidooi, / de Almachtige schenkt er geen aandacht aan. / Hoeveel te minder zal hij dan luisteren / wanneer u zegt dat u hem niet ziet, / dat uw zaak voor hem ligt / en u op hem moet wachten.”
In Job 36-37 benadrukt Elihu Gods grootheid. Dit lange gedeelte verklaart veel van Gods eigenschappen. In Job 36:26 zegt Elihu: “Hoe groot is God – ons verstand te boven! / Het getal van zijn jaren is niet te achterhalen.” Elihu wijst Job terecht op Gods macht, door te zeggen: “Luister hiernaar, Job; / sta stil en overweeg Gods wonderen” (Job 37:14).
In het kort veroordeelt Elihu Jobs vrienden en Jobs bewering dat hij zonder zonde is, verklaart hij Gods rechtvaardigheid, veroordeelt hij Jobs houding tegenover God en verheft hij Gods grootheid. Elihu’s vierdelige toespraak wordt gevolgd door God die Zijn stilte verbreekt om Job rechtstreeks te antwoorden. In Job 42:7 veroordeelt de Heer Eliphaz, Bildad, en Zophar. Elihu wordt niet meer genoemd nadat hij zijn toespraak heeft beëindigd, maar, veelbetekenend, hij wordt niet door God berispt.
Elihu’s leven en toespraak bieden veel inzichten voor vandaag. Ten eerste hield hij zich bezig met de werkelijke problemen van de situatie, in plaats van de situatie vanuit een menselijk perspectief te bekijken. Ten tweede legde hij de nadruk op God en Zijn grootheid in plaats van zich te richten op een menselijke reactie op problemen. Ten derde reageerde hij met respect, door anderen eerst aan het woord te laten voordat hij zijn eigen reactie gaf. Deze eigenschappen kunnen ons vandaag helpen als we proberen te begrijpen waarom God lijden toelaat en als we anderen proberen te helpen die met lijden worden geconfronteerd.