In de literatuur over biomaterialen komt men vaak de term biocompatibiliteit tegen. De definitie is echter enigszins vaag en onduidelijkheden over wat biocompatibiliteit is, komen vaak voor. Dus, hoe wordt biocompatibiliteit gedefinieerd en wat houdt deze eigenschap in?
Biocompatibiliteit verwijst naar de contextuele gastheer-respons
Al vroeg in het biomaterialen-onderzoek werden pogingen ondernomen om de biocompatibiliteit van een materiaal te definiëren. Vandaag is de meest gebruikte definitie “het vermogen van een materiaal om te presteren met een passende gastheer-respons in een specifieke toepassing”.
Bij nadere beschouwing van deze definitie betekent “passende gastheer-respons” dat het materiaal, als een minimumvereiste, geen ongewenste reacties, zoals toxische reacties, induceert in het weefsel waar het materiaal wordt geplaatst. “Passend” kan echter ook verwijzen naar de wens om enkele positieve reacties te hebben, zoals het bevorderen van het genezingsproces in en het verkorten van de tijd totdat het materiaal of hulpmiddel functioneel is.
De bovenstaande definitie verwijst ook naar “een specifieke toepassing”, wat betekent dat biocompatibiliteit contextgebonden is. Een biomateriaal kan bijvoorbeeld biocompatibel zijn in bot, maar niet in bloed en omgekeerd, of het kan biocompatibel zijn voor kortdurend gebruik in een specifiek weefsel, maar niet in een langdurige toepassing in hetzelfde weefsel.
Hoe biocompatibel is het materiaal?
Het is opmerkelijk dat de kwaliteit van “biocompatibel zijn” een grijs gebied kan zijn, waar het niet noodzakelijk een kwestie is van of-of. Het ene materiaal kan biocompatibeler zijn dan het andere in een specifieke toepassing, maar beide kunnen als biocompatibel worden geclassificeerd. Als bijvoorbeeld twee specifieke materialen goed werken als botverankerd materiaal, maar één ervan ook sneller geneest tot een functionele toestand dan het andere, kunnen we zeggen dat het laatste biocompatibeler is.
Biocompatibiliteit van hulpmiddelen
De bovenstaande bespreking heeft betrekking op afzonderlijke (bio)materialen. Het is aangewezen het concept biocompatibiliteit uit te breiden tot hulpmiddelen, zoals implantaten, pacemakers en hulpmiddelen voor het vrijgeven van geneesmiddelen, die uit meer dan één materiaal bestaan, en te spreken over de biocompatibiliteit daarvan. Zo moeten bij een hulpmiddel dat uit twee materialen bestaat, beide materialen biocompatibel zijn in het weefsel of de weefsels waarin zij worden geplaatst. Ook mag er geen negatieve overspraak zijn tussen de materialen of de weefselreacties die zij opwekken. We kunnen dan spreken van een biocompatibel hulpmiddel.
Biocompatibiliteit in weefselmanipulatie en andere contexten
In het algemeen denken we bij biocompatibiliteit impliciet aan materialen of hulpmiddelen die bestemd zijn voor medisch gebruik bij de mens. Maar de bovenstaande definities en bespreking kunnen ook worden uitgebreid tot andere gebieden, zoals diergeneeskunde of tot templates en scaffolds voor tissue engineering.
Scherpe of aangepaste definities zijn te verwachten naarmate we verder komen
Naarmate we meer en meer leren over biologische reacties van levende weefsels op (bio)materialen, zullen sommige onduidelijkheden verdwijnen, en zullen definities scherper worden. Er is een grote behoefte en wens om biocompatibiliteitstests in vitro te kunnen uitvoeren, en dan op basis van dergelijke gegevens biocompatibiliteit in vivo, in de echte toepassing, te kunnen voorspellen. Dit is echter nog niet het geval.
Download de tekst als pdf hieronder.