In deze serie kijken we naar ondergewaardeerde vrouwen door de eeuwen heen.
De eerste bekende auteur ter wereld wordt algemeen beschouwd als Enheduanna, een vrouw die leefde in de 23e eeuw v.Chr. in het oude Mesopotamië (ongeveer 2285 – 2250 v.Chr.). Enheduanna is een opmerkelijke figuur: een antieke “drievoudige bedreiging”, zij was een prinses en een priesteres, alsmede een schrijfster en dichteres.
Het derde millennium v. Chr. was een tijd van omwentelingen in Mesopotamië. Met de verovering van Sargon de Grote ontwikkelde zich ’s werelds eerste grote rijk. De stad Akkad werd een van de grootste ter wereld, en het noorden en zuiden van Mesopotamië werden voor het eerst in de geschiedenis verenigd.
In deze buitengewone historische omgeving vinden we het fascinerende personage van Enheduanna, de dochter van Sargon. Zij werkte als hogepriesteres van de maangod Nanna-Suen in zijn tempel in Ur (in het huidige Zuid-Irak). De hemelse aard van haar beroep wordt weerspiegeld in haar naam, die “Ornament van de Hemel” betekent.
Enheduanna componeerde verschillende literaire werken, waaronder twee hymnen aan de Mesopotamische liefdesgodin Inanna (Semitisch Ishtar). Zij schreef de mythe van Inanna en Ebih, en een verzameling van 42 tempelhymnen. Schriftelijke tradities in de antieke wereld worden vaak beschouwd als een gebied van mannelijke autoriteit, maar Enheduanna’s werken vormen een belangrijk onderdeel van de rijke literaire geschiedenis van Mesopotamië.
Enheduanna’s status als dichteres bij naam is veelzeggend, gezien de anonimiteit van de werken van nog vroegere auteurs. Toch is ze in de moderne tijd bijna volledig onbekend, en haar prestaties zijn grotendeels over het hoofd gezien (een opmerkelijke uitzondering is het werk van de Jungiaanse analiste Betty De Shong Meador). Haar geschreven werken zijn diep persoonlijk van onderwerp, en bevatten talrijke biografische kenmerken.
Enheduanna’s cyclus van tempelhymnen eindigt met een bevestiging van de originaliteit van het werk en het auteurschap ervan:
De samensteller van de tafelen was En-hedu-ana. Mijn koning, er is iets geschapen dat niemand eerder heeft geschapen.
Terwijl Enheduanna duidelijk het eigendom van haar creatieve werk bevestigt, geeft zij ook commentaar op de moeilijkheden van het creatieve proces – blijkbaar was writer’s block zelfs in het oude Mesopotamië een probleem.
Lange uren zwoegen in de nacht
In haar hymnen geeft Enheduanna commentaar op de uitdaging om goddelijke wonderen in het geschreven woord te vatten. Zij beschrijft hoe zij ’s nachts lange uren werkt aan haar composities, om ze vervolgens overdag uit te voeren. De vruchten van haar werk zijn opgedragen aan de godin van de liefde.
Enheduanna’s poëzie heeft een reflectieve kwaliteit die de superlatieve kwaliteiten van haar goddelijke muze benadrukt, terwijl ze ook de artistieke vaardigheid benadrukt die nodig is voor geschreven composities.
Haar geschreven lofzang op hemelse godheden is erkend op het gebied van de moderne astronomie. Haar beschrijvingen van stellaire metingen en bewegingen zijn beschreven als mogelijke vroege wetenschappelijke waarnemingen. Een krater op Mercurius werd in 2015 naar haar vernoemd.
Enheduanna’s werken werden geschreven in spijkerschrift, een oude vorm van schrijven met kleitabletten, maar zijn alleen bewaard gebleven in de vorm van veel latere kopieën van rond 1800 v. Chr., uit de Oud-Babylonische periode en later. Het ontbreken van vroegere bronnen heeft bij sommigen twijfel doen rijzen over Enheduanna’s identificatie als de auteur van mythen en hymnen en over haar status als een hoge religieuze ambtenaar. De geschiedschrijving identificeert Enheduanna echter duidelijk als de componiste van oude literaire werken, en dit is ongetwijfeld een belangrijk aspect van de tradities rond haar.
Naast de poëzie zijn er door archeologen nog andere bronnen voor Enheduanna’s leven ontdekt. Daartoe behoren cilinderzegels van haar dienaren en een albasten reliëf met haar toewijding. De Schijf van Enheduanna werd ontdekt door de Britse archeoloog Sir Charles Leonard Woolley en zijn team van opgravers in 1927.
De Schijf werd in de oudheid weggegooid en blijkbaar beschadigd, maar de stukken werden bij opgravingen teruggevonden en de scène met de schrijfster werd met succes gerestaureerd. De scène toont de priesteres aan het werk: samen met drie mannelijke bedienden kijkt ze toe hoe een plengoffer uit een kruik wordt gegoten.
Enheduanna bevindt zich in het midden van de afbeelding, met haar blik gericht op het religieuze offer, en haar hand opgeheven in een gebaar van vroomheid. De afbeelding op de Schijf benadrukt de religieuze en sociale status van de priesteres, die een muts en een gewaad met volants draagt.
Kunst imiteert het leven
Enheduanna’s poëzie bevat vermoedelijk autobiografische elementen, zoals beschrijvingen van haar strijd tegen een usurpator, Lugalanne. In haar compositie De verheffing van Inanna beschrijft Enheduanna de pogingen van Lugalanne om haar uit haar rol in de tempel te dwingen.
Enheduanna’s smeekbeden aan het adres van de maangod werden blijkbaar met zwijgen beantwoord. Ze wendde zich toen tot Inanna, die wordt geprezen voor haar herstel in haar ambt.
De uitdaging aan Enheduanna’s gezag, en haar lofprijzing voor haar goddelijke helper, vinden we ook terug in haar andere werk, zoals in de mythe die bekend staat als Inanna en Ebih.
In dit verhaal komt de godin Inanna in conflict met een hooghartige berg, Ebih. De berg beledigt de godheid door hoog te staan en te weigeren voor haar te buigen. Inanna roept de hulp in van haar vader, de godheid Anu. Hij raadt haar (begrijpelijkerwijs) af om oorlog te voeren met de angstaanjagende berg.
Inanna negeert, in typisch moedige vorm, dit bevel en vernietigt de berg, alvorens de god Enlil te prijzen voor zijn hulp. De mythe bevat intrigerende parallellen met het conflict dat in Enheduanna’s poëzie wordt beschreven.
In de figuur van Enheduanna zien we een krachtige figuur van grote creativiteit, wiens hartstochtelijke lofprijzing van de godin van de liefde door de tijd heen blijft doorklinken, 4000 jaar nadat ze voor het eerst in een kleitablet werd uitgehouwen.
Noot: Vertalingen van de Tempelhymnen zijn ontleend aan Black, J.A.,, Cunningham, G., Fluckiger-Hawker, E, Robson, E., and Zólyomi, G., The Electronic Text Corpus of Sumerian Literature, Oxford 1998.