Toen ik onderzoek deed voor een artikel (Beste Jays-werper – Dave Stieb of Roy Halladay? voor de geïnteresseerden) kwam ik twee interessante punten tegen.
Leider van de American League in winstaandelen elk seizoen van 1982 – 1985. Winstaandelen is een oude sabermetrische statistiek, verdedigd door Bill James. Hij wijdde er zelfs een heel boek aan in de jaren 90. Het is de voorloper van collectieve statistieken zoals Tom Tango’s als WAR (wins above replacement level).
Terugkijkend naar mijn exemplaar van Total Baseball zag ik geen werper die Stieb’s vier jaar durende reeks evenaarde. Zelfs Sandy Koufax kon tijdens zijn dominante decennium in de jaren zestig geen vier opeenvolgende seizoenen aaneenrijgen die tot de top behoorden.
Nu zeg ik niet dat Stieb > Koufax, maar het is niettemin een indrukwekkende statistiek.
Pitcher abuse points is een metriek, bedacht door de jongens van honkbal prospectus. Het was hun antwoord op het eeuwenoude ‘Dusty’ debat over Kerry Wood & Mark Prior. Dave Stieb zou zeker maximale werper misbruik punten verdienen. Stieb was een omgebouwde outfielder die minder dan 30 innings gooide tijdens zijn college carrière. De Jays namen hem aan als pitcher en zetten hem zo snel mogelijk aan het werk. In slechts zijn tweede Hoofdklasse-seizoen (1980) gooide hij een verbazingwekkende 242 innings. Hij volgde dat op met 183. Toen in zijn vierde seizoen, op 24-jarige leeftijd, gooide hij 288 IP!!! Hij volgde dat op met 278, 267 en 265. Hij gooide nooit meer dan 208 innings daarna en werd geplaagd door arm- en moet-problemen voor de rest van zijn carrière.
Voeg deze twee feiten samen (grootheid en misbruik) en je kunt je alleen maar afvragen hoe groot Dave Stieb had kunnen zijn.