MODELLEN voor de weergave en opheldering van natuurkundige verschijnselen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de vooruitgang van de wetenschap. Wiskundigen, die de methode toepassen die bekend staat als “het negeren van coördinaten”, kunnen tevreden zijn met een kinetisch of een statisch model voor een atoom of een molecuul, maar de natuurkundige en vooral de scheikundige zullen in het algemeen de voorkeur geven aan een statisch model. Sir J. J. Thomson 1 heeft veel gedaan om de kloof tussen scheikunde en natuurkunde te overbruggen door een serieuze poging te doen om aan te tonen hoe, volgens de elektronische theorie van de materie, atomen aan elkaar kunnen worden gekoppeld om het stabiele systeem te vormen dat een molecule vormt. Om de moeilijkheden te vermijden die inherent zijn aan de opvatting dat de elektronen in baanbeweging zijn, is hij ertoe gebracht een gecompliceerdere krachtswet te postuleren dan die van het omgekeerde kwadraat van de afstand. Hij overweegt bijvoorbeeld het resultaat van de veronderstelling van een afstoting die omgekeerd varieert als de kubus van de afstand, gesuperponeerd op de gewone elektrostatische aantrekking tussen een positieve lading en een elektron. Een dergelijke krachtswet kan worden aangepast om te voldoen aan de eisen van de kwantumtheorie. Dr. Irving Langmuir2 heeft aangetoond dat een model van een statisch waterstofatoom kan worden verkregen bezittend veel van de eigenschappen van het Bohr-atoom met zijn het cirkelen elektronen, als men veronderstelt dat, naast de Coulombkracht tussen geladen deeltjes, er een “quantumkracht” bestaat die door
wordt gegeven