Gebruik een alternator nooit op een open circuit. Zonder batterij of elektrische belasting in het circuit, zijn alternators in staat om hoge spanningen op te bouwen (50 tot meer dan 110 volt) die diodes kunnen beschadigen en iedereen in gevaar kunnen brengen die de uitgang van de alternator aanraakt.
Het onderhoud van de alternator wordt geminimaliseerd door het gebruik van voorgesmeerde lagers en borstels die langer meegaan. Als er een probleem is in het laadcircuit, controleer dan of het veldcircuit compleet is door een grote schroevendraaier op het achterste lagervlak van de alternator te plaatsen. Als het veldcircuit volledig is, zal er een sterke magnetische trekkracht zijn op het blad van de schroevendraaier, wat aangeeft dat het veld onder spanning staat. Als er geen veldstroom is, zal de alternator niet opladen omdat hij wordt bekrachtigd door de accuspanning.
Wanneer u problemen in het laadsysteem vermoedt na controle van de bedradingsaansluitingen en de accu, sluit dan een voltmeter aan over de accupolen. Als de afgelezen spanning, bij verhoogd motortoerental, binnen de door de fabrikant aanbevolen specificatie ligt, functioneert het laadsysteem naar behoren. Als de alternatortests mislukken, moet de alternator verwijderd worden voor herstelling of vervanging. Vergeet NIET dat u ALTIJD eerst de kabels van de accu moet loskoppelen.
Dynamo testen
Om te bepalen welk(e) onderdeel (onderdelen) het probleem heeft (hebben) veroorzaakt, dient u de dynamo te demonteren en te testen.
ROTOR TESTEN. – Om de rotor te testen op aarding, kortsluiting en opening, voert u het volgende uit:
Om te controleren op aarding, sluit u een testlamp of ohmmeter aan van een van de sleepringen op de rotoras (fig. 2-29). Een lage ohmmeterwaarde of het branden van de testlamp geeft aan dat de rotorwikkeling geaard is.
Figuur 2-29. – Het testen van de rotor op aarding.
Om de rotor op kortsluitingen en openingen te controleren, sluit u de ohmmeter aan op beide sleepringen, zoals afgebeeld in figuur 2-30. Een ohmmeterwaarde onder de door de fabrikant gespecificeerde weerstandswaarde wijst op een kortsluiting. Een meetwaarde boven de gespecificeerde weerstandswaarde wijst op een open. Als het testlampje niet gaat branden wanneer het op beide sleepringen wordt aangesloten, is de wikkeling open.
STATOR TESTEN. – De statorwikkeling kan worden getest op open en dicht nadat deze is losgekoppeld van het eindframe van de dynamo.
Als de ohmmeterwaarde laag is of het testlampje brandt wanneer het tussen elk paar statoraansluitingen wordt aangesloten (fig. 2-31), is de statorwikkeling elektrisch in orde.
Als de ohmmeter een te hoge waarde aangeeft of als het testlampje niet gaat branden wanneer een van de draden wordt aangesloten op
Figuur 2-30. – Testen van de rotor op open en kortsluiting.
Figuur 2-31 . – Testen van een stator op openingen.
Verder lezen