In november 1532 leidde Francisco Pizarro een groep van ongeveer 160 conquistadores naar de Inca-stad Cajamarca. Als ongeletterde en buitenechtelijke zoon van een edelman uit Extremadura en een verarmde vrouw, was Pizarro zijn hele leven bezig geweest met een zoektocht om rijk te worden en herinnerd te worden.
Nadat hij had gehoord hoe een verre neef van hem, Hernan Cortes, miljoenen aan goud van de Azteken had geroofd, was Pizarro wanhopig om hetzelfde te doen. Hij begon zijn carrière toen hij zich in 1502 bij een kolonisatie expeditie naar de Nieuwe Wereld aansloot. Pizarro onderscheidde zich in de strijd en klom al snel op tot tweede-in-bevelhebber van het leger van de regio Darien.
Advertentie
Hij leidde twee onsuccesvolle expedities naar de westkust van Zuid-Amerika, waar de barre omstandigheden en inheemse krijgers zijn troepen terugdreven naar de kust. Het noodlot sloeg echter toe toen Pizarro’s troepen de Inca-stad Tumbes binnenvielen. De bevolking van het dorp verwelkomde hen niet alleen, maar gaf de conquistadores ook de tijd om uit te rusten en te genezen.
Snel raakten de Spanjaarden in de ban van niet alleen de grote hoeveelheden zilver en goud die de plaatselijke stamhoofden droegen, maar ook dat de edele metalen overal leken te zijn. Met tactiek en list haalden zij de stamhoofden over hen te vertellen over een grote Inca heerser in de bergen waar goud in overvloed was.
Advertentie
Met zijn nieuwe kennis en wat goud als bewijs keerde Pizarro terug naar Spanje, waar hij koning Karel ervan overtuigde niet alleen een derde expeditie te financieren, maar hem ook gouverneur te maken van alle landen die hij veroverde.
Bij Pizarro’s terugkeer naar Tumbes trof hij de eens zo mooie stad verwoest door burgeroorlog aan. Pizarro wist het op dat moment niet, maar zijn timing kon niet perfecter zijn geweest, want kort voor zijn aankomst was Atahualpa Inca teruggekeerd van de veroveringstocht om zijn broer Huascar te verslaan. Het resultaat van de veldslag had Atahualpa de “Inca” gemaakt (alleen de koning kon de term Inca gebruiken). Toen hij hoorde van de komst van de Spanjaarden, vond Atahualpa dat hij en zijn 80.000 mannen weinig te vrezen hadden van de 160 Spanjaarden. Echter, uit voorzorg stuurde hij een paar edelen om de Spanjaarden te ontmoeten.
Teken in voor onze wekelijkse e-mail nieuwsbrief!
De edelen brachten twee dagen met de Spanjaarden door, om hen en hun wapens te onderzoeken. Toen hij hun verslag hoorde, stuurde Atahualpa een bericht dat hij de Spanjaarden wilde ontmoeten in de stad Cajamarca, waar hij van plan was hen gevangen te nemen.
Toen Pizarro in november de grotendeels verlaten stad binnenkwam, stuurde hij onmiddellijk een bericht dat hij de grote Inca heerser in het centrum van de stad zou willen ontmoeten. Terwijl hij wachtte op de komst van de Inca, plande Pizarro zelf een valstrik. Atahualpa arriveerde op hun ontmoetingsplaats, gedragen in een draagstoel door 80 edellieden en omringd door 6.000 soldaten. Kort daarna beval Pizarro de aanval. Kanonnen begonnen met dodelijke precisie te bulderen. De cavalerie viel aan vanuit hun strategisch verborgen posities, en de infanteristen openden het vuur vanuit lange huizen. De Inca soldaten en edelen die niet in de eerste minuten van de aanval gedood werden, vluchtten in angst weg. Pizarro zelf nam Atahualpa Inca gevangen.
Bang voor zijn leven, vertelde Atahualpa aan Pizarro dat als hij hem zou sparen, zijn volk binnen twee maanden een kamer van 24 voet lang bij 18 voet breed en een hoogte van 8 voet zou vullen met goud, en twee keer zoveel met zilver. Zelfs Pizarro was verrast door deze hoeveelheid rijkdom en stemde onmiddellijk in met het losgeld.
Advertisement
Hoewel gedurende de twee maanden het goud en zilver langzaam werden geleverd, leefden de Spaanse troepen en Pizarro met de groeiende en overweldigende angst dat het enorme Inca leger zich zou mobiliseren om Atahualpa in te nemen en hen te doden.
Om dit te voorkomen trad Pizarro op 29 augustus 1533 CE op als rechter, en veroordeelde Atahualpa op grond van valse beschuldigingen tot de brandstapel. Toen hij van zijn vonnis hoorde, vroeg de Inca-heerser of hij zich tot het christendom mocht bekeren. Hij wist dat als hij een christen was, de Spaanse godsdienst niet zou toestaan dat hij werd verbrand, en hij had gelijk – in plaats daarvan wurgden zij hem.
Toen hij hoorde van het Spaanse verraad, verborg Inca-Generaal Ruminahui de ongeveer 750 ton goud die hij meebracht voor de vrijlating van zijn koning in een grot diep in het Llanganatis gebergte. Kort daarna werd Ruminahui gevangen genomen, en terwijl hij doodgemarteld werd, onthulde hij de locatie van de schat niet.
Steun onze Non-Profit Organization
Met uw hulp creëren we gratis inhoud die miljoenen mensen helpt geschiedenis te leren over de hele wereld.
Word lid
Advertentie
Daar bleef de schat vele jaren liggen totdat een Spanjaard die in het Llanganatis-gebergte woonde – Valverde Derrotero – trouwde met de dochter van een zekere dorpspriester. De priester had de schat al eerder gevonden en omdat hij wist dat Spanjaarden goud zo begeerden, liet hij zijn nieuwe schoonzoon zien waar de schat lag. Derrotero was een arm man geweest, maar na het huwelijk werd hij een zeer rijk man. Enkele jaren later keerde hij terug naar Spanje en op zijn sterfbed schreef hij een edict van drie bladzijden aan de koning, waarin hij de locatie van de schat bekend maakte. Het stuk, bekend als Valverde’s Gids, gaf gedetailleerde instructies over hoe de schat te vinden.
Advertentie
Onmiddellijk stuurde de koning een broeder genaamd Vader Longo om de mogelijkheid van een verborgen schat te inspecteren. Tijdens zijn expeditie liet Longo weten dat ze de schat hadden gevonden, maar op de terugweg door de bergen verdween hij op mysterieuze wijze.
Ongeveer 100 jaar na Longo’s verdwijning schreef een mijnwerker genaamd Atanasio Guzman, die in het Llanganates gebergte aan het mijnen was, een kaart, waarvan hij zei dat die naar de schat leidde. Maar voordat hij zijn claim kon waarmaken verdween hij, net als Longo, in de bergen.
Niets anders was bekend over de schat tot 1860 CE, toen twee mannen -Captain Barth Blake en Luitenant George Edwin Chapman- geloofden dat zij het raadsel hadden opgelost dat was opgezet op zoek naar de schat. Blake maakte kaarten van het gebied en stuurde berichten terug naar huis. In een van zijn brieven schreef hij:
Het is onmogelijk voor mij om de rijkdom te beschrijven die nu in die grot ligt die op mijn kaart is aangegeven, maar ik zou het niet alleen kunnen verwijderen, evenmin als duizenden mannen … Er zijn duizenden gouden en zilveren stukken van Inca en pre-Inca handwerk, de mooiste edelsmeedwerken die je je niet kunt voorstellen, levensgrote menselijke figuren gemaakt van geslagen goud en zilver, vogels, dieren, maïsstengels, gouden en zilveren bloemen. Potten vol met de meest ongelooflijke juwelen. Gouden vazen vol smaragden.
De mannen mochten echter niet van hun buit genieten, want op hun weg uit de bergen verdween Chapman, en Blake -een carrière officier bij de marine- viel op een of andere manier overboord terwijl hij een deel van het goud vervoerde om te worden verkocht.
Is het verhaal waar? Het is moeilijk om zeker te zijn, maar we weten dat een enorme hoeveelheid goud en zilver werd geleverd aan de Spanjaarden. Er zijn de historische verslagen van mensen die verdwenen, of in Blake’s geval overboord vielen, nadat ze hadden aangekondigd dat ze de schat hadden gevonden.
Er is ook het feit dat in een van zijn cryptische aanwijzingen aan de Spaanse koning, Derrotero het had over een Zwart Meer. Ergens in de jaren 1930 CE, werd de Yanacocha (of Zwarte Meer) goudmijn in gebruik genomen. Tot op heden heeft de mijn meer dan 7 miljard US dollar aan goud geproduceerd. En hoewel het vinden van goud in het gebied waar Derrotero de schat zou vinden het verhaal niet noodzakelijkerwijs waar maakt, is het wel zijn gewicht in goud waard.