Humoristische interactie is een alomtegenwoordig aspect van menselijk sociaal gedrag, maar toch is de functie van humor zelden bestudeerd vanuit een Darwinistisch perspectief. Een uitzondering hierop is Miller’s theorie dat het vermogen om humor van hoge kwaliteit te produceren functioneerde als een fitheidsindicator, en dat humorproductie en -waardering dus geëvolueerd zijn als gevolg van seksuele selectie. In deze studie hebben we onderzocht of er sekseverschillen zijn in de aantrekkingskracht tot humoristische individuen, en of het gebruik van humor de perceptie van de persoonlijkheidskenmerken van humoristen beïnvloedt. We hebben experimenteel gemanipuleerd hoe humoristisch twee-stimulus personen werden waargenomen door hen autobiografische uitspraken voor te leggen die al dan niet grappig waren. Deelnemers kozen welke persoon een meer begeerlijke partner was voor een romantische relatie, en welke persoon meer kans had om verschillende persoonlijkheidskenmerken te hebben. Alleen vrouwen die mannen evalueerden kozen humoristische mensen als voorkeurspartners voor een relatie. Voor beide geslachten werden humoristische personen gezien als minder intelligent en betrouwbaar dan hun niet-humoristische tegenhangers, maar als meer sociaal bedreven. Deze resultaten worden besproken in het licht van de seksuele selectietheorie.