Deze studie trachtte te bepalen of specifieke veranderingen op het signaalgemiddelde elektrocardiogram (ECG) na type IA antiaritmische therapie voorspellend zijn voor de werkzaamheid bij de behandeling van ventriculaire tachycardie (VT). Scalaire en signaalgemiddelde ECG’s werden verkregen bij aanvang en na behandeling met type IA-medicatie bij 15 patiënten met coronaire hartziekte en induceerbare VT bij elektrofysiologisch onderzoek op de uitgangsdatum. De signaalgemiddelde QRS-duur, de kwadratisch gemiddelde amplitude in de laatste 40 ms van het signaalgemiddelde QRS, en de duur onder 40 μv van het signaalgemiddelde QRS (laag-amplitude signaal), evenals de ventriculaire effectieve refractaire periode bij elektrofysiologisch onderzoek, en QTc op het scalaire ECG werden vergeleken. Bij de medicamenteuze studie hadden 6 patiënten (groep A) persisterende maar langzamere VT, terwijl 9 (groep B) VT hadden die niet induceerbaar was gemaakt. De baseline signaalgemiddelde QRS-duur was langer in groep A dan in groep B (136 ± 10 vs 115 ± 13 ms; p < 0,05), evenals het scalaire QRS (115 ± 19 vs 98 ± 11 ms; p < 0,05). Na antiaritmische therapie had groep A een grotere verlenging van zowel het signaalgemiddelde QRS (24 ± 10 vs 8 ± 3 ms; p < 0.05) als het laag-amplitude signaal (31 ± 13 vs 3 ± 7 ms; p < 0.05), terwijl groep B een grotere toename had in ventriculaire effectieve refractaire periode (49 ± 20 vs 20 ± 13 ms; p < 0.05) en gecorrigeerd QT-interval (100 ± 39 vs 43 ± 23 ms; p < 0.05). Kortom, gedeeltelijke en volledige responsen op type IA-medicijnen zijn geassocieerd met karakteristieke veranderingen in myocardiale geleiding en refractiliteit, waarvan de niet-invasieve meting nuttig kan blijken bij het sturen van de behandeling met antiaritmica.