In 1803, op 20-jarige leeftijd, ging Christoffer Wilhelm Eckersberg naar Kopenhagen om te studeren aan de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Schone Kunsten. Na een verblijf in Parijs, waar hij studeerde bij Jacques-Louis David (1748-1825), en Rome, waar hij deel ging uitmaken van een groep internationale kunstenaars die zich bezighielden met plein air painting, keerde hij terug naar de Koninklijke Nederlandse Akademie, eerst als hoogleraar en later als directeur. Eckersberg wordt vaak de vader van de Deense schilderkunst genoemd vanwege zijn invloed op de generatie jonge kunstenaars die geassocieerd zou worden met de Gouden Eeuw van de Deense schilderkunst in de eerste helft van de 19e eeuw.
Veel van wat we weten over Eckersbergs werkmethoden is afkomstig van de kunstenaar zelf. Naast de vele brieven die hij vanuit het buitenland schreef, schreef hij twee boeken over perspectief en hield hij uitgebreide persoonlijke dagboeken bij. Tijdens zijn verblijf in Rome schreef Eckersberg over zijn werk in een brief aan zijn vriend J.F. Clemens: “Ik ben van plan een verzameling te maken van de mooiste van de vele schilderachtige delen van Rome en omgeving. Ik ben er de hele lente mee bezig geweest. Ik heb al bijna een half dozijn kleine schetsen klaar, die allemaal ter plaatse naar de natuur zijn gemaakt. Ik beperk mij vooral tot architectonische dingen.” Het in 1814 geschilderde Gezicht op de Cloaca Maxima, Rome komt voort uit deze ervaring van schilderen vanuit directe waarneming. Hoewel de kunstenaar zelf dergelijke schilderijen schetsen noemt, doen het zeer afgewerkte oppervlak en de zorgvuldige penseelvoering van dit schilderij anders vermoeden. Recent wetenschappelijk onderzoek heeft uitgebreide grafiettekeningen onder de verflaag aan het licht gebracht. Desondanks straalt het schilderij een gevoel van directheid, frisheid en plaatsbesef uit dat typisch is voor de plein air praktijk.
Opvallend door de aandacht voor detail en het ongebruikelijke gezichtspunt, lijkt de focus van Gezicht op de Cloaca Maxima, Rome te liggen op de architectonische lijnen en hun articulatie van de picturale ruimte in plaats van op de beroemde gebouwen zelf. Oriëntatiepunten zijn moeilijk te herkennen – de oude Romeinse riolering onder de heuvels in het midden op de voorgrond, de Janusboog links en de San Giorgio kerk rechts op de middengrond, en de Campidoglio op de achtergrond. De spanning die ontstaat door Eckersbergs belangstelling voor lineair perspectief en natuurstudie, een soort brug tussen het 18e- en 19e-eeuwse denken, wordt verzacht door het rustige mediterrane licht dat het tafereel overspoelt.
Eckersberg exposeerde dit schilderij in 1828 als pendant bij zijn Panorama van Rome door de drie bogen van het Colosseum (Statens Museum for Kunst, Kopenhagen). Samen met dat beroemde werk, Gezicht op de Cloaca Maxima, is Rome een van zijn ware meesterwerken van de landschapsschilderkunst.