De minister van Buitenlandse Zaken van Pakistan, Salman Bashir, heeft onlangs opgemerkt dat “Pakistan, India en andere landen in Zuid-Azië en de bevolking van meer dan een miljard mensen in de regio niet geografisch van elkaar kunnen worden gescheiden”. Deze opmerking betekent een breuk met de jarenlange pogingen van Pakistan om zijn Zuid-Aziatische identiteit te ontkennen en in plaats daarvan aansluiting te zoeken bij het islamitische Midden-Oosten. Geografisch, taalkundig, cultureel en historisch gezien is Zuid-Azië een vitaal onderdeel van de persoonlijkheid van Pakistan. Toch heeft een meerderheid van de Pakistaanse beleidsmakers, intellectuelen en strategen decennia lang getracht Pakistan virtueel te verplaatsen naar het islamitische Arabische Midden-Oosten. De naam India is afgeleid van de rivier Indus, die nu hoofdzakelijk door Pakistan stroomt. Het grootste deel van de geschiedenis van Pakistan vóór de delingen is dezelfde als die van India. De term Pakistan is een acroniem dat is gebaseerd op plaatsnamen die in Centraal-Azië werden gebruikt, namen die naar India werden gebracht door heersers van Centraal-Aziatische oorsprong die uiteindelijk opgingen in India of er een integrerend deel van gingen uitmaken. Zij zijn niet van Arabische oorsprong. De Pakistanen spreken geen van de grote talen die met het Midden-Oosten worden geïdentificeerd – Arabisch, Perzisch en Turks – en ook hun keuken en klederdracht vertonen meer gelijkenis met de Zuid-Aziatische keuken en klederdracht. Taalkundig worden de meeste Pakistaanse talen gesproken in andere delen van het Zuid-Aziatische subcontinent — Punjabi, Sindhi en Urdu (en vóór de afscheiding van Bangladesh, Bengali). Cultureel gezien verschilt de Islam zoals die in Zuid-Azië wordt gepraktiseerd van de rituelen in andere regio’s van de Moslimwereld — met name het Midden-Oosten. De Islam is meer beïnvloed door het Soefisme en is toleranter geweest. De invloed van Hindoe gewoonten en plaatselijke cultuur op de plaatselijke beoefening van de Islam en op de Zuidaziatische Moslims is ook zeer duidelijk waarneembaar. Sedert 1947 hebben de Pakistaanse beleidsmakers echter, zowel op het niveau van de binnenlandse politiek als op dat van het buitenlands beleid, bewust getracht het gedeelde erfgoed met India te herdefiniëren. Het marginaliseren van de Zuid-Aziatische identiteit van Pakistan en een nauwere identificatie met een moslimidentiteit uit het Midden-Oosten lijkt deel te hebben uitgemaakt van een groter strategisch besluit dat gericht is op het consolideren van een unieke Pakistaanse identiteit. Dit is een punt dat ik verder heb beschreven in mijn boek, Explaining Pakistan’s Foreign Policy: Escaping India. Spoedig na de deling werden de Pakistaanse leiders geconfronteerd met de vraag hoe zij een Pakistaanse nationale identiteit konden definiëren die verschilde van die van India. De verschillende provincies van Pakistan onderscheidden zich op etnisch of taalkundig vlak, wat een basis vormde voor een op etnische of taalkundige leest geschoeid nationalisme, terwijl hun gedeelde historische ervaring en erfgoed hen ook met India verbond. Pakistan moest anders zijn dan India om de deling te rechtvaardigen en dat deed de vraag naar de Pakistaanse identiteit rijzen. Pakistan had weinig eigen geschiedenis om zich op te beroepen, maar wel die van de Indiase beschaving (met inbegrip van de Indiase moslimgeschiedenis) waarvan het zich had losgemaakt. De verdeling van de Britse Raj in India en Pakistan leidde tot de afscheiding van de nieuwe Pakistaanse staat van het hart van het moslimrijk in Zuid-Azië, dat nu deel uitmaakte van “Hindoe” India. Eeuwenlang was Delhi steeds de hoofdstad geweest van de Indische moslimrijken. De erfenis van de Indo-islamitische cultuur had zich ontwikkeld in koninkrijken als Oudh, Hyderabad, Rampur, Bhopal, Murshidabad, Golconda en Bijapur. Het grondgebied van deze voormalige koninkrijken bevond zich nu in India en niet in Pakistan. Hierdoor had het nieuwe land op zijn grondgebied weinig om zich te verbinden met de gouden symbolen van de islamitische Zuid-Aziatische tradities. Pakistan had twee wegen kunnen bewandelen: zijn Indiase geschiedenis erkennen en zichzelf blootstellen aan voortdurende kritiek over zijn raison d’etre, of proberen een geschiedenisverhaal op te bouwen dat overeenkwam met zijn huidige ambities. De Pakistaanse leiders kozen voor het laatste en zochten daarbij naar episodisch bewijsmateriaal in de betrekkelijk recente geschiedenis van de Indiase moslims. Het buitenlands beleid van Pakistan is in dezelfde termen geformuleerd: omdat India wordt gedomineerd door hindoes, waarmee moslims weinig gemeen hebben, moet Pakistan toenadering zoeken tot de moslimstaten in het westen van het land. Veel Pakistaanse strategen zijn van mening dat Pakistan Zuid-Azië en de Zuid-Aziatische Associatie voor Regionale Samenwerking (SAARC) links moet laten liggen omdat deze laatste slechts een paraplu is om “de Indiase hegemonie te legitimeren”. Hoewel Pakistan lid is van de Zuid-Aziatische Associatie voor Regionale Samenwerking (SAARC) sinds de oprichting ervan in 1985, blijft Pakistan meer belang hechten aan zijn lidmaatschap van de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC). Sommige Pakistaanse geleerden en journalisten beweren dat actief lidmaatschap van de OIC en een onopvallende associatie met SAARC legitimiteit ontzegt aan een organisatie waarin India een dominante of primaire rol speelt. In deze context is de recente opmerking van de Pakistaanse topdiplomaat vermeldenswaard. In plaats van dit te zien als een erkenning van een Pakistaanse Zuidaziatische identiteit moeten wij de context analyseren. Pakistan neemt het India kwalijk dat het “in een andere liga” wordt geplaatst dan Pakistan en Pakistani willen niet “in verband worden gebracht met het probleem Afghanistan”. Om te voorkomen dat Pakistan deel uitmaakt van “Af-Pak” is het bereid om als Zuid-Aziatisch te worden beschouwd, vooral als dat Pakistan ook de mogelijkheid biedt om zijn ongrijpbare streven naar pariteit met India te verwezenlijken. Maar in de kern streven sommigen in Pakistan nog steeds naar een moslimidentiteit in het Midden-Oosten om de erkenning van het gedeelde erfgoed met India te vermijden. Men kan zich afvragen of de verklaring van minister van Buitenlandse Zaken Bashir, waarin hij de nadruk legt op de Zuid-Aziatische wortels van Pakistan, het begin is van een strategische heroverweging door de heersende elites van het land.