Isolatieklep

Isolatiekleppen kunnen in de normaal open stand (NO) of normaal gesloten stand (NC) staan. Normaal open kleppen bevinden zich tussen drukvaten, pompen, compressoren, tanks, druksensoren, instrumenten voor vloeistofniveaumeting en andere componenten en maken het mogelijk dat vloeistoffen tussen componenten stromen of met sensoren worden verbonden. De gecontroleerde sluiting van open kleppen maakt de isolatie van installatiecomponenten voor het testen of onderhouden van apparatuur mogelijk, of maakt de stroming van vloeistof naar specifieke stromingstrajecten mogelijk. Normaal gesloten kleppen worden alleen gebruikt om vloeistoffen en procescomponenten met andere systemen te verbinden wanneer dat nodig is. Ontluchtings- en afvoerkleppen zijn voorbeelden van normaal gesloten kleppen die alleen worden geopend wanneer dit nodig is om de druk te verlagen (ontluchten) of vloeistoffen uit een systeem af te voeren.

Isolatiekleppen moeten de doorgang van vloeistoffen effectief tegenhouden. Schuifafsluiters, kogelkranen en plugafsluiters worden over het algemeen geacht een dichte en effectieve afsluiting te bieden. Bolafsluiters en vlinderkleppen sluiten wellicht niet goed af door slijtage van de plug of de zitting, of door hun ontwerp, en zijn wellicht niet geschikt voor een effectieve isolatie.

Sommige afsluiters hebben een veiligheidskritische functie en zijn geborgd, of anderszins vergrendeld, in een open of gesloten stand. Instrumentatie voor het uitschakelen van de installatie moet te allen tijde effectief met de installatie verbonden zijn, en daarom moeten de isolatiekleppen die met dergelijke apparatuur zijn verbonden, in de open stand worden vastgezet om onbedoelde verplaatsing of sluiting te voorkomen. Beveiligingsmechanismen zijn onder meer auto-afdichtingen, ketting- en hangsloten en merkgebonden beveiligingen. Afsluiters in een fakkel-, ontlastings- of ventilatiesysteem moeten ervoor zorgen dat er altijd een stromingstraject beschikbaar is naar de fakkel of de ontluchting. Deze kleppen zijn beveiligd in de open stand (LO). Afvoerkleppen die een hogedruksysteem verbinden met een lagedrukafvoersysteem worden vergrendeld in de gesloten stand (LC) om mogelijke overdruk van het afvoersysteem te voorkomen. Het verwijderen van sloten van vergrendelde kleppen gebeurt alleen in gespecificeerde en gecontroleerde omstandigheden, zoals onder een “vergunning tot werken”-systeem. Sommige ontlastings- of drukontlastingskleppen zijn “gekoppeld” om te voorzien in een dienst- en een reserveklep; de bijbehorende ontlastingskleppen zijn zodanig onderling vergrendeld dat ten minste één ontlastingsklep te allen tijde verbonden is met het te beschermen systeem.

Een enkele klep kan zorgen voor een doeltreffende scheiding tussen de installatie onder spanning en het systeem dat wordt onderhouden. Voor gevaarlijke systemen is echter een doeltreffender middel tot isolatie vereist. Deze kan bestaan uit een “dubbel blok” bestaande uit twee kleppen in serie. Nog doeltreffender is een “dubbel blok met ontluchting”, bestaande uit twee in serie geschakelde afsluiters plus een ontluchtingsklep ertussen. De ontluchtingsklep maakt het mogelijk de integriteit van de klep aan de gevaarlijke zijde te controleren.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.