A. De dag der wraak.
1. (1) Een vraag en een antwoord: “Wie is deze?”
Wie is deze die komt uit Edom,
met geverfde klederen uit Bozrah,
Degene die heerlijk is in Zijn kleding,
Reizend in de grootheid van Zijn kracht?”
“Ik die spreek in gerechtigheid, machtig om te redden.”
a. Wie is deze die komt uit Edom: Deze profetie beschrijft de dag van de wraak van de Heer. Hij is gekomen uit Edom in de zin dat Hij daar eerst heeft geoordeeld, en nu komt naar het land Israël. Als de Heer aankomt, is Hij heerlijk in Zijn klederen, reizend in de grootheid van Zijn kracht.
i. Met geverfde klederen uit Bozrah is ook veelbetekenend. Bozrah was de hoofdstad van het oude Edom, en “De belangrijke stad Bozrah wordt uitgekozen omdat haar naam ‘druiven verzamelen’ betekent, en Jesaja ontwikkelde een gedetailleerde vergelijking tussen het druivenplukken en het vergieten van bloed.” (Wolf)
ii. “God’s daad van oordeel tegen Edom is duidelijk opgevat als een rechtzetten van het onrecht dat Sion is aangedaan, vooral omdat de Edomieten gebruik maakten van Juda’s zwakte na de val van Jeruzalem voor de Babyloniërs.” (Grogan)
b. Ik die in gerechtigheid spreek, machtig om te redden: Dit is het antwoord van de Heer op de vraag in de profetie. Hij identificeert Zichzelf door wat Hij zegt (Ik die spreek in gerechtigheid) en wat Hij doet (machtig om te redden). Zelfs in het midden van het oordeel, in Zijn heerlijkheid en kracht, wil Hij dat de mensen weten dat Hij machtig is om te redden, niet alleen machtig om te oordelen.
2. (2-6) Een vraag en een antwoord: “Waarom zijn Uw klederen rood?”
Waarom is Uw kleding rood,
en Uw klederen als iemand die in de wijnpers treedt?
“Ik heb de wijnpers alleen getreden,
en van de volken was er niemand bij Mij.
Want Ik heb hen vertreden in Mijn toorn,
en vertrapt in Mijn woede;
Hun bloed is gesprenkeld op Mijn klederen,
En Ik heb al Mijn gewaden bevlekt.
Want de dag der wraak is in Mijn hart,
En het jaar Mijner verlosten is gekomen.
Ik keek, maar er was niemand om te helpen,
En Ik verwonderde Mij,
dat er niemand was om te ondersteunen;
Daarom bracht Mijn eigen arm Mij redding,
En Mijn eigen woede, die ondersteunde Mij.
Ik heb de volken vertreden in Mijn toorn,
Heb hen dronken gemaakt in Mijn woede,
En hun kracht ter aarde nedergeslagen.”
a. Waarom is Uw kleding rood: De profeet vraagt waarom het kleed van de Heer rood is, en de Heer antwoordt: “Ik heb de wijnpers alleen getreden…. hun bloed is op Mijn klederen gesprenkeld.” Deze belofte wordt vervuld wanneer Jezus terugkeert naar de aarde, en deze passage staat duidelijk achter passages als Openbaring 19:13 en 15: Hij was bekleed met een kleed gedoopt in bloed, en Zijn naam is genoemd Het Woord van God…. Uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmee de volken te slaan. En Hijzelf zal over hen heersen met een ijzeren staf. Hijzelf betreedt de wijnpers van de vurigheid en toorn van de Almachtige God.
b. Ik heb de wijnpers alleen getreden: Dit herinnert ons eraan dat dit werk van het oordeel aan Jezus Christus toebehoort en aan Hem alleen. Hoewel wij deel zullen uitmaken van de hemelse legers die Jezus vergezellen (Openbaring 19:14), behoort het werk van het oordeel Hem alleen toe. Dit punt wordt zelfs door Jesaja benadrukt: Van de volken was er niemand bij Mij…. Mijn eigen arm bracht Mij redding; en Mijn eigen woede, die ondersteunde Mij.
i. In Gods grote plan der eeuwen, volbrengt Jezus twee dingen alleen. Ten eerste verzoent Hij alleen voor onze zonde. Hij alleen hing aan het kruis en droeg het gewicht van al onze schuld. Ten tweede oordeelt Hij de wereld alleen. God heeft ons niet nodig om Zijn uiteindelijke oordeel uit te voeren; wij laten dat aan Hem over.
ii. “Gij zult iemand horen zeggen, dat die-en-die goede man gestraft werd voor zijn overtredingen; en ik heb gelovigen gekend die dachten dat hun kwellingen straffen van God waren vanwege hun zonden. Dit is onmogelijk; God heeft ons, die Zijn volk zijn, eenmaal voorgoed in Christus gestraft, en Hij zal ons nooit meer straffen. Hij kan het niet doen, want Hij is een rechtvaardig God. Verdrukkingen zijn kastijdingen van de hand van een Vader, maar het zijn geen gerechtelijke straffen. Jezus heeft de wijnpers betreden, en Hij heeft die alleen betreden; zo kunnen wij die niet betreden.” (Spurgeon)
c. De dag der wraak is in Mijn hart: Deze woorden, profetisch gesproken door Jezus, klinken ons bijna vreemd in de oren. Wij denken zelden aan wraak in het hart van Jezus, maar Hij zei dat de Vader niemand oordeelt, maar alle oordeel aan de Zoon heeft overgelaten (Johannes 5:22).
d. En het jaar van Mijn verlosten is gekomen: Hierin legt Jesaja profetisch uit waarom de Messias kan zeggen: “de wraak is in Mijn hart.” Het is niet omdat God er van houdt zondaars te straffen, maar Hij houdt er wel van Zijn verlosten te rechtvaardigen.
i. Let ook op de vergelijking: het is slechts een dag van wraak, maar een heel jaar van Mijn verlosten. Elke uitdrukking is eenvoudig een dichterlijke manier om “tijd” te zeggen, maar God gebruikt passend het beeld van een dag in het meedelen van Zijn wraak, en een jaar in het uitdrukken van Zijn genade.
B. Het gebed van de balling.
1. (7-14) Herdenking van de goedertierenheid en de macht van de Here.
Ik zal vermelden de goedertierenheden des Heren
en de lofprijzingen des Heren,
naar alles wat de Here ons geschonken heeft,
en de grote goedertierenheid jegens het huis Israëls,
die Hij hun geschonken heeft naar Zijn barmhartigheden,
naar de veelheid van Zijn goedertierenheden.
Want Hij zeide: “Zij zijn toch Mijn volk,
kinderen die niet liegen.”
Daarom werd Hij hun Verlosser.
In al hun benauwdheid werd Hij verdrukt,
En de Engel Zijner tegenwoordigheid redde hen;
In Zijn liefde en in Zijn medelijden verloste Hij hen;
En Hij droeg hen en droeg hen
Alle dagen vanouds.
Maar zij kwamen in opstand en bedroefden Zijn Heilige Geest;
Daarop keerde Hij Zich tegen hen als een vijand,
En Hij streed tegen hen.
Dan herinnerde Hij zich de dagen vanouds,
Mosen en zijn volk, zeggende:
“Waar is Hij, Die hen uit de zee
bracht, bij de herder van Zijn kudde?
Waar is Hij, Die Zijn Heilige Geest in hen legde,
Die hen leidde aan de rechterhand van Mozes,
Met Zijn heerlijke arm,
Het water voor hun aangezicht verdeelende,
Om Zichzelf een eeuwige naam te geven,
Die hen door de diepte leidde,
als een paard in de woestijn,
Om hen niet te doen struikelen?”
Zoals een beest afdaalt in het dal,
en de Geest des Heren hem doet rusten,
Zo leidt Gij Uw volk,
Om Uzelf tot een heerlijke naam te maken.
a. Ik zal de liefdevolle goedertierenheden van de Heer noemen…naar alles wat de Heer ons heeft geschonken: Dit gebed is profetisch geplaatst in de mond van een van Juda’s Babylonische ballingen. Ondanks de kwelling die later in het gebed tot uitdrukking komt, noemt de biddende als eerste de liefderijkheden van de Heer. Dit is een heerlijk voorbeeld van hoe wij, zelfs in de laagste plaats, de Heer kunnen loven en aan Zijn goedheid kunnen denken.
i. Kijk naar alles waarvoor de getroffenen God te danken hebben: grote goedheid…barmhartigheden…. Hij werd hun redder…. Zijn liefde…Zijn medelijden…Hij droeg hen en droeg hen. Als deze woordenschat van lof kan komen van een bedroefde, welk excuus kunnen wij dan hebben om God niet te loven? Liefderijkheid “is het Hebreeuwse woord hesed, de liefde die trouw is aan het verbond.” (Het kan ook vertaald worden met “standvastige liefde.” Het is een van de grote woorden van het Oude Testament, waarschijnlijk het Hebreeuwse equivalent van het Griekse woord agape.
iii. Zeker, zij zijn Mijn volk, kinderen die niet zullen liegen: “Het Hebreeuwse woord voor leugen bevat nog meer dan ons woord. Het werd toegepast op een fontein, put of beek die geen water meer bevatte en zo de dorstige teleurstelde, en op een vruchtboom die geen vrucht meer voortbracht (Habakkuk 3:17). Met dit ene veelbetekenende woord heeft de Heer willen zeggen dat Zijn volk Hem niet zal bedriegen en teleurstellen.” (Butlema)
b. In al hun verdrukking werd Hij verdrukt: Jesaja kent de natuur van God; dat in de verdrukkingen van Zijn volk, Hij ook verdrukt wordt. God is geen onpartijdige, gevoelloze toeschouwer wanneer Zijn volk lijdt. Hij lijdt met hen wanneer zij verdrukt worden.
i. In al hun verdrukking werd Hij verdrukt is een andere reden waarom antisemitisme zo verderfelijk is. Wanneer het Joodse volk vervolgd en verdrukt wordt, wordt ook de Heer verdrukt. Hoe tragisch is het dat het institutionele christendom, dat pretendeert te handelen in de naam van Jezus, de Heer zelf heeft verdrukt door het Joodse volk te vervolgen.
c. En de Engel van Zijn tegenwoordigheid redde hen: Dit verwijst naar de aanwezigheid en het werk van Jezus onder het oude Israël, vooral onder degenen die uit Egypte werden verlost.
i. “De engel van Zijn tegenwoordigheid is de Messias…. Calvijn ziet in deze engel slechts een dienende engel. Maar van deze engel wordt gezegd dat Hij door Zijn liefde en medelijden Israël redde; dit kan moeilijk gezegd worden van een geschapen engel. Het is de Christus die hier bedoeld wordt.” (Bultema)
ii. “Engel van zijn tegenwoordigheid: letterlijk ‘van zijn aangezicht’. Wij herkennen mensen aan het gezicht; ‘gezicht’ is de eigen aanwezigheid van de Heer (Psalm 139:7), onder hen in de persoon van zijn engel – die unieke ‘Engel des Heren’ (zoals in Genesis 16:7 e.v.; 21:17; 22:11, 15; Exodus 3:2; 14:19; 23:20-23; Maleachi 3:1) die spreekt als de Heer en toch van Hem onderscheiden is.” (Motyer)
d. Maar zij rebelleerden en bedroefden Zijn Heilige Geest: Ondanks deze uitstorting van liefde en barmhartigheid van God, reageerde Zijn volk met koude, opstandige, niet reagerende harten. God moest hiermee afrekenen in Zijn volk, dus streed Hij tegen hen.
i. In deze paar verzen horen we van God de Vader (Mijn volk, kinderen die niet zullen liegen), God de Zoon (de Engel van Zijn Aanwezigheid), en God de Heilige Geest (Zijn Heilige Geest). Het is duidelijk: “Er zijn trinitaire boventonen in de passage.” (Grogan)
e. Toen herinnerde hij zich de dagen van weleer: Te midden van de tucht van de Heer – in dit geval, profetisch gesproken, de Babylonische ballingschap – herinnerde de biddende zich de dagen van weleer. Hij herinnerde zich de machtige hand van God in de dagen van weleer en wist dat die machtige hand weer kon worden opgewekt voor Zijn volk.
i. In dit geval herinnerde hij zich in het bijzonder wat de Heer deed in de dagen van Mozes en de Exodus. Daar zij nu in een ballingsoord (Babylon) waren, had het verhaal van Gods bevrijding uit Egypte een bijzondere relevantie. De biddende was er niet bij tijdens de Exodus; hij moest erover lezen in Gods woord. Maar hij zag hoe Gods grote werken in het verleden juist nu betekenis hadden.
f. Als een paard in de woestijn…als een beest gaat het dal in: Jesaja spreekt over het gemak van de vooruitgang die Israël maakte tijdens de Exodus, en hoe God Israël opnieuw zal zegenen in hun herverzameling en herstel. Het resultaat zal zijn dat de Geest des Heren hem tot rust brengt.
i. Als een paard in de wildernis moet in deze zin worden opgevat: als een paard in open land. Het idee is van ongehinderde, snelle voortgang.
ii. “In deze beide verzen is er een zinspeling op de Israëlieten die door de Rode Zee gingen, op de bodem waarvan zij niet meer ongemak ondervonden dan een paard zou ondervinden bij het rennen in de woestijn.” (Clarke)
2. (15-19) Een pleidooi voor herstel.
Kijk neer uit de hemel,
En zie vanuit Uw woning, heilig en heerlijk.
Waar zijn Uw ijver en Uw kracht,
Het smachten van Uw hart en Uw barmhartigheden jegens mij?
Zijn zij ingetoomd?
Ongetwijfeld zijt Gij onze Vader,
Alhoewel Abraham ons niet kende,
en Israël ons niet erkent.
Gij, o Heer, zijt onze Vader;
Onze Verlosser van eeuwigheid is Uw naam.
O Heer, waarom hebt Gij ons doen afdwalen van Uw wegen,
en ons hart verhard van Uw vreze?
Keer omwille van Uw dienaren terug,
De stammen van Uw erfenis.
Uw heilige volk heeft het slechts een korte tijd bezeten;
Onze tegenstanders hebben Uw heiligdom vertreden.
Wij zijn geworden als die vanouds, over wie Gij nooit hebt geheerst,
Die nooit bij Uw naam geroepen zijn.
a. Waar zijn Uw ijver en Uw kracht: De profeet spreekt eerlijke woorden uit de mond van de biddende. Soms voelt het dat de ijver en de kracht van de Heer ver weg zijn, en als we ons zo voelen, moeten we precies doen wat de biddende deed: uitroepen tot God.
i. Keer terug omwille van Uw dienaren: “Het woord ’terugkeer’ kan de terugkeer van de shekinahglorie naar de tempel suggereren als het symbool van Gods wonen te midden van zijn volk (zoals in Ezechiël 43:6-12).” (Grogan)
b. Wij zijn geworden als die van vroeger, over wie Gij nooit regeerde: De biddende kijkt naar de toestand van Gods volk en schreeuwt het uit in doodsangst. Waarom heeft God dit toegelaten? De biddende is niet nauwkeurig in al zijn theologie, maar hij is een expert in het verwoorden van de pijn van het menselijk hart.