Invar, ook wel FeNi36 of nivarox genoemd, is een legering van ijzer (64%) en nikkel (36%), mangaan, met zeer weinig koolstof en wat chroom.
Wegens zijn geringe uitzettingscoëfficiënt wordt het gebruikt bij de vervaardiging van precisie-onderdelen (horloges, natuurkundige apparaten, motorkleppen enz.) en vooral in instrumenten voor lengtemeting, zoals die welke bij de landmeetkunde worden gebruikt.
Het heeft ook toepassingen bij de vervaardiging van gereedschappen voor composietvormprocessen. Door zijn lage thermische uitzettingscoëfficiënt kunnen onderdelen in zowel droge als natte processen zeer goede toleranties halen. Het nadeel van invar is dat het gevoelig is voor langzame kruip. Het gebruik ervan is echter beperkt tot dunne platen op een ondergrond van staal of aluminium wegens de hoge kosten en het gewicht.
Het werd uitgevonden door Charles Édouard Guillaume in 1896 en hijzelf kreeg de Nobelprijs voor Natuurkunde in 1920 voor deze ontdekking. Rond 1920 vond hij ook een legering van soortgelijke samenstelling uit, elinvar genaamd, die een elasticiteitsmodulus heeft die niet veel varieert met de temperatuur.
Het werd uitgevonden door Charles Édouard Guillaume in 1896 en hijzelf kreeg de Nobelprijs voor Natuurkunde in 1920 voor deze ontdekking.