Het is nu duidelijk dat PCOS vaak geassocieerd is met een diepe insulineresistentie en met defecten in de insulinesecretie. Deze afwijkingen verklaren, samen met zwaarlijvigheid, de aanzienlijk verhoogde prevalentie van glucose-intolerantie bij PCOS. Aangezien PCOS een zeer veel voorkomende aandoening is, is PCOS-gerelateerde insulineresistentie bovendien een belangrijke oorzaak van NIDDM bij vrouwen (tabel 3). De insulineresistentie bij ten minste 50% van de PCOS-vrouwen lijkt verband te houden met overmatige serinefosforylering van de insulinereceptor. Een extrinsieke factor van de insulinereceptor, vermoedelijk een serine/threonine kinase, veroorzaakt deze abnormaliteit en is een voorbeeld van een belangrijk nieuw mechanisme voor menselijke insulineresistentie dat verband houdt met factoren die de signalering van de insulinereceptor regelen. Serinefosforylering blijkt de activiteit te moduleren van het belangrijkste regulerende enzym van de androgeenbiosynthese, P450c17. Het is dus mogelijk dat één enkel defect zowel de insulineresistentie als het hyperandrogenisme bij sommige PCOS-vrouwen veroorzaakt (fig. 19). Recente studies suggereren sterk dat insuline bij PCOS via zijn eigen receptor (in plaats van de IGF-I receptor) werkt om niet alleen de steroïdogenese van de eierstokken en de bijnieren te verhogen, maar ook de afgifte van LH door de hypofyse. Het defect in de werking van insuline lijkt inderdaad selectief te zijn en beïnvloedt het glucosemetabolisme maar niet de celgroei. Aangezien PCOS meestal op jonge leeftijd begint, is het een bijzonder geschikte aandoening om de ontogenie van defecten in het koolhydraatmetabolisme te onderzoeken en om grote drie-generatiestammen vast te stellen voor positionele kloneringstudies om NIDDM-genen te identificeren. Hoewel de aanwezigheid van lipide abnormaliteiten, dysfibrinolyse, en insuline resistentie zou worden voorspeld om PCOS vrouwen een hoog risico voor hart-en vaatziekten te geven, zijn geschikte prospectieve studies nodig om dit direct te beoordelen.