Dit gedicht, geschreven in drie strofen van regelmatige jambische pentameter en een “ababbb” rijmschema in de eerste strofe en een “cdcdee” schema voor de tweede strofe en een “fgfghh” voor de derde strofe, beschrijft Clare’s zoektocht naar een toevluchtsoord voor de beproevingen van zijn leven in het gesticht door het opnieuw bevestigen van zijn individualiteit in het leven en liefde voor de schoonheid van de natuurlijke wereld waarin hij rust zal vinden in de dood. Het is ironisch dat Clare een gedicht schrijft waarin hij verklaart “Ik ben”, omdat hij tijdens zijn jaren in het gesticht soms geloofde dat hij Lord Byron en Shakespeare was, en op een gegeven moment zelfs de gedichten van Byron herlas.
De tweede strofe gaat over de vervreemding die hij voelt van zijn familie en vrienden als gevolg van zijn geestelijke toestand “And e’en the dearest – that I loved the best – / Are strange – nay, rather stranger than the rest”. In de laatste strofe wordt een religieuze beeldspraak gebruikt: God wordt aangeroepen, de tuin van Eden wordt in herinnering geroepen en men verlangt naar de “gewelfde hemel”, een verwijzing naar een kathedraalachtige hemel. Hij lijkt zowel te hopen op een geestelijk hiernamaals als de fysieke realiteit van vredige rust op zijn geliefde aarde te accepteren.
De huisbewaarder van het gesticht, W.F. Knight, die er werkte van april 1845 tot eind januari 1850, heeft het gedicht voor Clare overgeschreven. Het gedicht werd voor het eerst gepubliceerd op 1 januari 1848 in de Bedford Times, of volgens andere bronnen in het Annual Report of the Medical Superintendent of Saint Andrews voor 1864, en verscheen later met licht gewijzigde tekst in Life of John Clare, de biografie van de dichter door Frederick Martin. Het gedicht staat bekend als Clare’s “laatste regels” en is zijn beroemdste.
De titel van het gedicht wordt gebruikt voor een verzameling van Clare’s poëzie uit 2003, I Am: The Selected Poetry of John Clare, geredigeerd door zijn biograaf Jonathan Bate, en het was eerder opgenomen in de anthologie uit 1992 van Columbia University Press, The Top 500 Poems.
Het gedicht is niet te verwarren met een sonnet dat ook door Clare is geschreven en ook “I Am” (of “I Only Know I Am”, of “Sonnet: I Am”) is getiteld. Het laatste kan echter “gezien worden als een aanvullend stuk”.