Bij 2 patiënten, een man van 30 jaar en een vrouw van 31 jaar, werd een hyperextensietrauma van het proximale interfalangeale gewricht van respectievelijk de rechter wijsvinger en de linker middelvinger gediagnosticeerd. De man onderging een operatie voor een volaire plaatruptuur in de acute fase. De vrouw presenteerde zich 7 weken na het trauma met een chronische flexiecontractuur; zij had een avulsiefractuur van de tweede phalanx en werd conservatief behandeld met spalken en oefentherapie. Het hyperextensietrauma van het proximale interfalangeale gewricht van een vinger is een van de meest voorkomende handtrauma’s. In de meer ernstige gevallen kan er aanzienlijke schade zijn aan de structuren van het gewrichtskapsel, zoals een volaire plaatruptuur. In de acute fase resulteert een gescheurde volaire plaat in pijn en dorsale dislocatie. Op lange termijn kunnen echter twee belangrijke late complicaties optreden: de chronische posttraumatische hyperextensiedeformiteit en de flexiecontractuur. Deze complicaties zijn moeilijk te behandelen, maar kunnen worden voorkomen door een adequate initiële behandeling. De diagnose van een volaire plaatruptuur is hierbij essentieel en kan worden gesteld na een zorgvuldig uitgevoerde anamnese en lichamelijk onderzoek, meestal met eenvoudig radiologisch onderzoek van het aangedane cijfer. De behandeling van een volaire plaatruptuur kan zowel conservatief als chirurgisch zijn en is gericht op het herstel van de vingerfunctie en het voorkomen van complicaties. Om de behandeling succesvol te laten zijn, is intensieve fysiotherapie tijdens de follow-up essentieel.