Medically reviewed by David A. Williams, MD
Gentherapie is een manier om ziekte te behandelen of te voorkomen door de genetische instructies in de cellen van een individu te veranderen. Genen zijn verantwoordelijk voor vrijwel elk aspect van het celleven: zij bevatten de code voor eiwitten die cellen in staat stellen te groeien, te functioneren en zich te delen. Wanneer een gen defect is, kan het aanleiding geven tot eiwitten die niet in staat zijn om hun werk te doen. Wanneer een gen ontbreekt, of overactief is, kunnen belangrijke lichaamsfuncties worden aangetast. Het doel van gentherapie is om dergelijke problemen te corrigeren door ze te repareren aan de bron.
Gentherapie kan abnormale of afwezige genen vervangen met gezonde die cellen in staat stellen om nuttige eiwitten te produceren. Het kan ook gaan om het veranderen van de manier waarop genen worden gereguleerd, zodat onder- of overactieve genen goed werken. Ten slotte kan gentherapie worden gebruikt om geheel vreemde genen tot expressie te brengen in cellen die hun functie en/of overleving veranderen.
Er worden verschillende pogingen ondernomen om gentherapie toe te passen op de behandeling van kanker. De meeste bevinden zich in een vroeg, verkennend stadium, waar ze worden bestudeerd in het laboratorium of in klinische onderzoeksproeven. Eén benadering echter, bekend als CAR T-cel therapie, heeft goedkeuring gekregen van de Amerikaanse Food and Drug Administration voor gebruik als therapie bij bepaalde groepen patiënten en zal naar verwachting in de nabije toekomst aanvullende goedkeuringen krijgen.
Onderzoek naar gentherapie voor kanker is momenteel gericht op meerdere gebieden, waaronder genetisch gemanipuleerde virussen die rechtstreeks kankercellen doden, genoverdracht om de abnormale werking van kankercellen te veranderen, en immunotherapie (die CAR T-cel therapie omvat), die het immuunsysteem helpt tumorcellen beter te vinden en te doden.
Lees meer over immunotherapie van het Centrum voor Immuno-Oncologie van het Dana-Farber Cancer Institute.
Genetisch gemanipuleerde virussen
Deze benadering maakt gebruik van speciaal gemodificeerde virussen (oncolytische virussen genoemd) die kankercellen aanvallen en vernietigen, terwijl normale cellen ongemoeid worden gelaten. De virussen, ontworpen om bepaalde genen te bevatten, zijn ontworpen om kankercellen te infecteren en, eenmaal binnen, eiwitten te produceren die de cellen doen sterven.
In dierstudies hebben dergelijke virussen veelbelovende resultaten bereikt bij een verscheidenheid van kankers, waaronder dikke darm, blaas, en osteosarcoom (een vorm van botkanker). Een van de uitdagingen bij de aanpassing van deze aanpak voor menselijke patiënten is dat de meeste mensen antilichamen hebben tegen verschillende van de soorten virussen die in de dierstudies werden gebruikt. Als gevolg daarvan is het immuunsysteem vaak in staat de virale agent te verwijderen voordat deze de kans heeft gehad kankercellen te infecteren. Onderzoekers hebben gereageerd door andere soorten virussen te gebruiken voor proeven op mensen.
In proeven met een soort virus dat bekend staat als adenovirus, heeft virale therapie bemoedigende resultaten laten zien tegen verschillende soorten kanker, waaronder plaveiselcelkanker van het hoofd en de nek, en wordt getest als een preventieve behandeling voor precancereus mondweefsel. Proeven met gewijzigde vormen van herpes simplex virus zijn uitgevoerd bij patiënten met kwaadaardig glioom (een vorm van hersenkanker) en colorectale kanker die is uitgezaaid naar de lever.
Genoverdracht
Bij genoverdracht introduceren onderzoekers een vreemd gen rechtstreeks in kankercellen of in omliggend weefsel. Het doel is dat het nieuw ingebrachte gen de kankercellen doet afsterven of voorkomt dat kankercellen en omringend weefsel bloed naar de tumoren leiden, waardoor deze worden beroofd van voedingsstoffen die zij nodig hebben om te overleven. Hoewel deze aanpak veelbelovend is, stelt hij de wetenschappers ook voor een aantal hindernissen, waaronder “gene silencing”, waarbij de geïmplanteerde genen niet worden ingeschakeld. In dierstudies hebben genoverdrachttechnieken positieve resultaten opgeleverd bij de behandeling van prostaat-, long- en pancreastumoren.
Verschillende benaderingen van genoverdracht zijn getest in klinische trials. Bij deze proeven zijn kankersoorten betrokken, waaronder plaveiselcelkanker van hoofd en hals, lever, eierstokken, prostaat, blaas en andere organen.
Immunotherapie
CAR T-celtherapie, waarbij wordt getracht het natuurlijke kankerbestrijdende vermogen van de eigen T-cellen van patiënten te versterken, is een vorm van immuuntherapie. Een monster van de T-cellen van een patiënt wordt verzameld en vermengd met virussen die verschillende specifieke genen dragen. De virussen brengen deze genen naar de kernen van de T-cellen, waar ze worden opgenomen in het DNA van de cellen. De genen zorgen ervoor dat de T-cellen een speciaal eiwit tot expressie brengen dat een chimere antigen receptor (CAR) wordt genoemd. De CAR leidt de T-cel naar de tumorcel met behulp van een specifiek “adres”, en de CAR T-cel is dan uitgerust om de kankercel snel te vernietigen. Wanneer de cellen, die nu CAR T-cellen worden genoemd, in de patiënt worden geïnfundeerd, gaan ze op zoek naar tumorcellen en gaan ze woekeren om nog veel meer kankerdodende cellen te genereren.
In klinische proeven heeft CAR T-celtherapie dramatische resultaten geboekt bij sommige kinderen en volwassenen met leukemie of lymfoom. Het succes van deze aanpak gaat echter gepaard met ernstige bijwerkingen bij sommige mensen. Vorig jaar heeft de Amerikaanse Food and Drug Administration één CAR T-celtherapie goedgekeurd als standaardbehandeling voor kinderen met ALL en een tweede voor volwassenen met gevorderde lymfomen. Proeven voor patiënten met bepaalde soorten solide tumoren beginnen te openen.
Een andere vorm van immunotherapie waarbij gentherapie wordt gebruikt, zijn kankervaccins. Bij deze benadering worden tumorcellen van een patiënt verzameld en voorzien van genen die ervoor zorgen dat ze beter opvallen voor het immuunsysteem. De veranderde cellen worden dan samen met een immuunstimulerende stof opnieuw bij de patiënt ingebracht. Het immuunsysteem van de patiënt zet een krachtige aanval in, niet alleen op de nieuw ingespoten kankercellen, maar ook op soortgelijke cellen in het hele lichaam.
- CAR T-celtherapie
- Immunotherapie