Ongetwijfeld een van de meest weerzinwekkende banen in de geschiedenis, de ‘Groom of the King’s Close Stool’ (of kortweg Groom of the Stool) was een functie die werd gecreëerd tijdens het bewind van Hendrik VIII om toezicht te houden op en te assisteren bij de stoelgang van de koning.
Het woord ‘Stool’ verwees naar een draagbare commode die te allen tijde werd meegedragen, samen met water, handdoeken en een waskom. Om er zeker van te zijn dat hij zijn werk zo efficiënt mogelijk uitvoerde, hield de “Groom of the Stool” ook nauwlettend het dieet en de maaltijden van de koning in de gaten en organiseerde hij zijn dag rond de voorspelde bewegingen van de koning.
Het is misschien verrassend dat het meestal de zonen van edellieden of leden van de adel waren aan wie de baan werd gegund. Na verloop van tijd werden zij meer persoonlijke secretarissen van de koning en werden beloond met een hoog salaris en enkele grote voordelen, zoals het recht op onderdak in elk paleis, de oude kleren van de vorst, en de mogelijkheid om alle gebruikte slaapkamerinrichting te hebben.
Natuurlijk mag men hopen dat men voor zo’n functie een flinke vergoeding krijgt, vooral als de Bruidegom zelf het koninklijke achterste schoonmaakt. Maar eerlijk gezegd zijn er geen historische gegevens die erop wijzen dat de Bruidegom tot het uiterste ging, hoewel hij de vorst bij elke gelegenheid vrijwel zeker hielp met uitkleden.
Van de vorsten die het meest van deze persoonlijke aandacht genoten, was het de ‘gekke’ Koning George III die de meeste Bruidegoms in dienst had gedurende één regeerperiode; in totaal negen, waaronder John Stuart die later Eerste Minister van Groot-Brittannië zou worden!
Verbazingwekkend genoeg bleef de rol van Groom of the Stool (bekend als Groom of the Stole vanaf het Stuart tijdperk) bestaan tot 1901, toen Koning Edward VII besloot om het af te schaffen.