Verschrijvingen uit het begin van de 19e eeuw suggereren dat de grice een agressief dier was met kleine slagtanden, een gewelfde rug, en een vacht van stugge, donkere haren over een pezige, wollen vacht. Exemplaren uit het Hoogland werden beschreven als “een klein, tenger gevormd dier, met borstelige haren die van neus tot staart omhoog staan…”. Net als ander vee in deze gebieden was de grice klein en gehard, in staat om de barre milieuomstandigheden te overleven. In de meeste Shetland crofts werd ten minste één grice gehouden op de weidegronden, maar vaak zwierven ze over aangrenzende landbouwgronden, waarbij ze gewassen omwoelden en soms pasgeboren lammetjes doodden en opaten. Volgens de geoloog Samuel Hibbert, die in 1822 een verslag over de eilanden schreef, was de griet weliswaar “klein en broodmager”, maar leverde zijn vlees “uitstekende hammen” op wanneer het werd gepekeld. De eilandbewoners maakten ook voetballen van de blaas van de griet en zelfs ruiten van hun ingewanden, door het membraan over een houten frame te spannen tot het dun genoeg was om licht door te laten. De haren van het dier werden gebruikt als draad voor het naaien van leer en voor het maken van touwen. Maar hoe nuttig de dieren ongetwijfeld ook waren, de buren klaagden voortdurend over het gedrag van de grieten van hun buren, en de rechtbanken kregen de bevoegdheid om bijzonder lastige exemplaren in beslag te nemen, en om hun eigenaars “hoge boetes” op te leggen.
In de 19e eeuw ontmoedigden landeigenaren het houden van deze varkens (een landbouwkundige schrijver merkte op: “het is vraatzuchtig in het extreme, en buitengewoon moeilijk in de wei op te sluiten of vet te mesten; het is ook destructief en ondeugend, en zou daarom geleidelijk moeten worden uitgeroeid”). In combinatie met de toenemende invoer van andere rassen van het Schotse vasteland leidde dit tot een slinkende grice-populatie en ergens tussen het midden van de 19e eeuw en de jaren 1930 was het ras uitgestorven. De erfenis van de grice blijft echter bestaan. De wilde knolgewasplant staat plaatselijk bekend als “grice’s onions” omdat het een geliefd voedsel van de varkens was.
In 2006 gaven curatoren van het Shetland Museum and Archives een taxidermist de opdracht een grice te reconstrueren aan de hand van het opgezette lichaam van een onrijp everzwijn. Aangezien niemand in leven een grice had gezien, berustte de nauwkeurigheid van het model op beschrijvingen in “gepubliceerde bronnen … onderzochte artefacten en archeologische vondsten”. Het model werd in het voorjaar van 2007 voor het publiek tentoongesteld.
In 2020 werd in Nesting een schedel ontdekt die wellicht het eerste geregistreerde volledige exemplaar van een grice-schedel is. Er is enige twijfel gerezen over de herkomst van de schedel vanwege de korter dan verwachte lengte van de snuit, maar in augustus 2020 is de verificatie in volle gang.