Slagtanden en tanden
Als groep hadden gomphotheres een hoger gekroond gebit (d.w.z. langere tanden die ver onder de tandvleesrand uitstaken) dan hun Paleocene en Eocene voorgangers. Deze tanden, die voortdurend werden afgeslepen door het kauwen, stelden het dier in staat een ruw, schurend dieet van vegetatie te consumeren. De moerasbewonende gomforen, zoals Amebelodon en Platybelodon, hadden schepvormige slagtanden die uit een vooruitstekende onderkaak en een stel korte boventanden kwamen. Deze afgeplatte tanden schijnen te zijn gebruikt om zachte watervegetatie op te scheppen en wortels op te graven. De slijtagepatronen op de slagtanden die in één studie werden waargenomen, deden echter vermoeden dat althans sommige leden van de Platybelodon boomschors en bladeren aten in terrestrische habitats. Deze dieren worden soms aangeduid als “shovel tuskers”. Andere gomphotheres, zoals Gnathabelodon, hadden soortgelijke ecologische specialisaties, maar in plaats van slagtanden was de rand van de onderkaak langgerekt en vormde zo een schep.
De kaken van gomphotheres zouden vergelijkbaar zijn geweest met die van moderne olifanten, in die zin dat ze te klein waren om plaats te bieden aan hun massieve molaire tanden. Als gevolg daarvan ontwikkelden gomforen een “lopende band” systeem van tandvervanging, waarbij kleine tanden die zich vroeg in het leven vormden, vanaf de achterkant werden vervangen door grotere tanden. De kiezen bestonden uit plaatvormige delen van glazuur, dentine en cement die van voor naar achter op elkaar gestapeld waren. De platen vormden een reeks knobbelige ribbels die over elke tand liepen van tong tot wang, zoals bij moderne olifanten. De plaatjes van gomphotheres waren echter minder talrijk dan die van levende olifanten en hadden vaak afgeronde hoekjes in plaats van de gelijkmatige ribbels die bij moderne olifanten voorkomen. Gomphotheres worden in twee informele groepen verdeeld op basis van de structuur van hun kiezen. De trilophodonten hadden drie plaatjes in de kiezen, en de tetralophodonten hadden nog een plaatje, dus in totaal vier. De laatste groep was waarschijnlijk nauwer verwant aan de echte olifanten.
Veel gomphotheres kauwden door hun kaken van links naar rechts te bewegen, waardoor de dieren vegetatie tussen de tandplaten konden vermalen. Hoewel de meeste gomphotheres waarschijnlijk een gemengd dieet van veel verschillende soorten vegetatie hadden, zijn hun geplatte tanden wellicht speciaal aangepast voor het eten van de grassen die tijdens het Mioceen (23 miljoen tot 5,3 miljoen jaar geleden) wijdverbreid raakten in de ecosystemen van de wereld.