De afdeling Ginkgophyta bestaat uit één enkele levende soort, Ginkgo biloba. Ginkgo is een winterharde bladverliezende boom en lijkt in zoverre op een angiospermum dat de houtige stam vaak en onregelmatig vertakt is en brede bladeren draagt, die waaiervormig zijn met dichotomisch vertakte nerven. Hoewel het nu op grote schaal over de hele wereld wordt gekweekt, is Ginkgo een bedreigde soort, omdat de natuurlijke populaties zijn teruggebracht tot een klein deel van de bergen van Zuidoost-China.
Zoals de cycaden is Ginkgo tweehuizig en draagt hij microsporangia en megasporangia aan afzonderlijke bomen. Een Ginkgo microstrobilus wordt gedragen op een dwergscheut tussen de waaiervormige bladeren. De microstrobilaire as draagt gesteelde aanhangsels aan de uiteinden waarvan zich telkens twee microsporangia bevinden. Megastrobili staan op langwerpige slanke steeltjes, elk met een paar eindstandige ovulen. Meestal rijpt slechts één ovule tot een zaad.
Stengels van Ginkgo zijn anatomisch vergelijkbaar met die van coniferen. Ginkgo heeft twee soorten takken: langgerekte hoofdtakken en dwergzijtakken die bladeren dragen. Na enkele jaren ontwikkelen die dwergscheuten zich tot korte stompelige uitlopers uit de stam.