Zionisme
Het moderne Israël komt voort uit zowel religieuze als politieke bronnen. De bijbelse belofte van een land voor de Joden en een terugkeer naar de Tempel in Jeruzalem waren verankerd in het Jodendom en ondersteunden de Joodse identiteit gedurende een ballingschap van 19 eeuwen na de mislukte opstanden in Judea tegen de Romeinen aan het begin van de Gemeenschappelijke Era. Rond 1800 woonden er nog minder dan 25.000 Joden in hun oude thuisland, en deze waren grotendeels geconcentreerd in Jeruzalem, toen een provinciaal achtergebleven gebied van het Ottomaanse Rijk.
In de jaren 1880 echter, inspireerden een toename van het Europese antisemitisme en een herlevende Joodse nationale trots samen tot een nieuwe emigratiegolf naar Palestina in de vorm van landbouwkolonies, gefinancierd door de Rothschilds en andere rijke families. Het politieke zionisme kwam een decennium later, toen de Oostenrijkse journalist Theodor Herzl een Joodse staat begon te bepleiten als de politieke oplossing voor zowel het antisemitisme (hij had de opzienbarende Dreyfus-affaire in Frankrijk verslagen) als een Joodse seculiere identiteit. Herzls korte en dramatische poging om internationale steun te krijgen van de grote mogendheden op het Eerste Zionistische Congres (augustus 1897) mislukte, maar na zijn dood in 1904 ondernam de overlevende Zionistische organisatie onder leiding van Chaim Weizmann een grote inspanning om de Joodse bevolking in Palestina te laten groeien, terwijl zij bleef zoeken naar politieke steun.
Deze inspanningen konden slechts op kleine schaal plaatsvinden terwijl de Ottomaanse Turken heersten over wat de Europeanen Palestina noemden (van Palaestina, “Land van de Filistijnen”, de Latijnse naam die de Romeinen aan Judea gaven). Maar in 1917, tijdens de Eerste Wereldoorlog, haalden de zionisten de Britse regering over om de Balfour Verklaring uit te geven, een document dat Groot-Brittannië verplichtte om de vestiging van een “Joods thuisland” in Palestina mogelijk te maken. Te midden van aanzienlijke controverse over tegenstrijdige oorlogsbeloften aan de Arabieren en de Fransen, slaagde Groot-Brittannië erin de goedkeuring van de verklaring door de nieuwe Volkenbond te verkrijgen, die Palestina onder Brits mandaat plaatste. Deze prestatie weerspiegelde een onstuimige mengeling van religieuze en imperiale beweegredenen die Groot-Brittannië in de moeilijke jaren die volgden moeilijk met elkaar zou kunnen verzoenen.