Recente vondsten van scapulae bij vroege hominoïden uit Ethiopië (Dikika, Woranso-Mille) en Zuid-Afrika (Malapa) hebben aanleiding gegeven tot nieuwe onderzoeken naar het verband tussen scapulaire morfologie en motorische functie. Met name is aangetoond dat de vorm van de infraspinous fossa bij hominoïden aanzienlijk verschilt. Deze regio vertoont echter relatief weinig homologe herkenningspunten, zodat traditionele methoden op basis van afstand en hoek deze driedimensionale structuur kunnen oversimplificeren. Om de vormvariatie van de infraspinous fossa beter te kunnen beoordelen in relatie tot de functie ervan bij volwassen hominoïden, hebben wij twee geometrische morfometrische (GM) benaderingen overwogen: één met vijf homologe oriëntatiepunten (“wireframe”) en één met 83 verschuifbare semilandmarks langs de rand van de infraspinous fossa. Wij stelden verschillende verschillen vast in de vorm van de infraspinous fossa met de traditionele benaderingen, in het bijzonder in de breedte van de superoinferior fossa en de oriëntatie van de scapulaire wervelkolom. De wireframe-analyse ving op betrouwbare wijze het bereik van de vormvariatie in de steekproef, die de relatief eenvoudige geometrie van de infraspinous fossa weerspiegelt. Voortbouwend op de traditionele benadering toonden de GM-resultaten aan hoe de oriëntatie van het mediale deel van de infraspinous fossa verschilde ten opzichte van zowel de axillaire rand als de wervelkolom. Deze kenmerken onderscheidden Pan van Gorilla op een manier die traditionele analyses niet hadden kunnen onderscheiden. In vergelijking met de wireframe-methode, onderscheidde de semilandmark-benadering Pongo nog meer van Homo, waarbij aspecten van de morfologie van de infraspinous fossa naar voren kwamen die in verband kunnen worden gebracht met klimgedrag bij hominoïde taxa. Deze resultaten benadrukken de manieren waarop GM-methoden ons vermogen kunnen verbeteren om complexe aspecten van vorm te evalueren voor het verfijnen en testen van hypotheses over functionele morfologie.