Geoffrey Of Monmouth, (overleden 1155), middeleeuws Engels kroniekschrijver en bisschop van St. Asaph (1152), wiens belangrijkste werk, de Historia regum Britanniae (Geschiedenis van de Koningen van Brittannië), de figuur van Arthur in de Europese literatuur bracht.
In drie passages van de Historia beschrijft Geoffrey zichzelf als “Galfridus Monemutensis”, een aanwijzing dat hij waarschijnlijk uit Monmouth afkomstig was. Mogelijk van Bretonse afkomst, verscheen hij als getuige bij een aantal documenten in Oxford in de periode 1129-51. Geoffrey beweert dat de Historia vertaald werd uit een “zeer oud boek in de Britse taal”, meegebracht door Walter, aartsdiaken van Oxford, uit Bretagne. Dit lijkt een verzinsel, maar het is duidelijk dat Geoffrey het grootste deel van zijn leven een geestelijke in Oxford was, nauw verbonden met Walter en met hem een voorliefde voor brieven delend. George, Oxford, waarvan Walter provoost was.
De Historia regum Britanniae, gepubliceerd ergens tussen 1135 en 1139, was een van de meest populaire boeken van de Middeleeuwen, hoewel de historische waarde ervan vrijwel nihil is. Het verhaal begint met de vestiging van Brittannië door Brutus de Trojaan, achterkleinzoon van Aeneas, en door de Trojaan Corineus, de gelijknamige stichter van Cornwall, die de reuzen uitroeien die Brittannië bewoonden. Dan volgen de regeerperiodes van de eerste koningen tot aan de Romeinse verovering; hier vinden we bekende episodes als die van Locrine en Sabrina, de stichting van Bath door Bladud en van Leicester door Leir (Lear), en de verdeling van Leir’s koninkrijk tussen de twee ondankbare dochters. Het verhaal van de Saksische infiltratie tijdens de heerschappij van de boze usurpator Vortigern, van het succesvolle verzet van de Saksen door Vortimer, en van het herstel van de rechtmatige lijn, gevolgd door de grote heerschappijen van Aurelius en zijn broer Uther Pendragon, leidt naar het verslag van Arthur’s veroveringen, het hoogtepunt van het werk. In de hoofdstukken 106-111 wordt de tovenaar Merlijn geïntroduceerd, die op duistere en apocalyptische wijze de toekomstige politieke geschiedenis van Brittannië voorspelt. Deze hoofdstukken werden voor het eerst afzonderlijk gepubliceerd, vóór 1136, en opgedragen aan Alexander, bisschop van Lincoln. Zij gaven aanleiding tot het genre van politieke profetieën die aan Merlijn worden toegeschreven. Waarschijnlijk tussen 1148 en 1151, produceerde Geoffrey een gedicht in sierlijke Latijnse hexameters, het Vita Merlini, dat een Merlijn portretteert wiens avonturen gebaseerd zijn op echt Keltisch materiaal over een gek met een gave voor waarzeggerij.
Geoffrey’s fictieve geschiedenis werd vanaf het begin door nuchtere historici afgekeurd, maar had niettemin een enorme invloed op latere kroniekschrijvers. Geromantiseerde versies in de volkstaal, de zogenaamde Bruts, waren in omloop vanaf ongeveer 1150. Schrijvers uit de latere Middeleeuwen gaven het materiaal een brede verspreiding; en Geoffrey’s invloed was inderdaad het grootst na de toetreding van de Tudors. De tekst, met een Engelse vertaling, werd in 1929 gepubliceerd door Acton Griscom en Robert Ellis Jones. J.J. Parry verzorgde een editie van de Vita Merlini in 1925.