Fries’s Rebellion, (1799), opstand tegen een directe federale eigendomsbelasting, door boeren in oostelijk Pennsylvania onder leiding van John Fries (ca. 1750-1818). In juli 1798 had het door de Federalisten gecontroleerde Amerikaanse Congres, dat grote behoefte had aan inkomsten voor een verwachte oorlog met Frankrijk, een directe federale belasting goedgekeurd op alle onroerend goed, waaronder land, gebouwen en slaven. Deze belasting, die wijdverbreid nationaal ressentiment tegen de regering John Adams veroorzaakte, maakte de Duitse boeren van Bucks, Northampton en Montgomery counties in Pennsylvania woedend. Uiteindelijk namen enkele honderden boeren de wapens op onder leiding van John Fries. In Bethlehem, Pa., dwongen Fries en zijn mannen, eerder door intimidatie dan door echt geweld, de vrijlating af van een groep belastingopstandelingen die gevangen waren gezet onder de hoede van de federale maarschalk.
Als reactie riep president Adams een troepenmacht van federale troepen en milities op, die naar de opstandige graafschappen marcheerden en op grote schaal arrestaties verrichtten van de opstandelingen. John Fries werd gevangen genomen en vervolgens tweemaal berecht, telkens voor verraad veroordeeld en tot de galg veroordeeld. Hij kreeg gratie van Adams in april 1800, toen de president een algemene amnestie afkondigde voor allen die betrokken waren geweest bij de “rebellie.”