De robot planeetverkenners die in de jaren zestig en zeventig door het zonnestelsel zwierven, vonden geen spoor van leven, of zelfs maar potentieel levensondersteunende omgevingen. Het meest avontuurlijke experiment van de exobiologie – toen de Mars Viking Lander in 1976 probeerde biologische activiteit in de bodem van Mars te vinden – leverde ontmoedigende resultaten op.
De teleurstelling op Mars was het dieptepunt voor de hoopvolle nieuwe wetenschap. Met uitzondering van de Aarde bleek het zonnestelsel onvruchtbaar te zijn. Wat het leven buiten het zonnestelsel betreft, de kolossale afstanden maakten het eenvoudigweg onbereikbaar, en in elk geval wist niemand zeker of andere sterren überhaupt planeten hadden, laat staan levende planeten.
Sinds die sombere dagen zijn de vooruitzichten van de exobiologie enorm opgeklaard. Een hele reeks ontdekkingen heeft de waarschijnlijkheid dat er elders in het zonnestelsel leven bestaat enorm vergroot – evenals onze kansen om het daadwerkelijk te vinden.
Sommige van deze ontdekkingen zijn afkomstig van recente ruimtesondes en zorgvuldige astronomische observatie. Zo hebben wetenschappers in de afgelopen jaren bewijzen gevonden voor planeten rond meer dan 60 nabije sterren. Het Galileo-ruimtevaartuig heeft vrijwel zeker een vloeibare zoute oceaan gevonden onder het oppervlak van Jupiters maan Europa. Mars had waarschijnlijk ooit vloeibaar water op zijn oppervlak. Wetenschappers geloven nu dat een groot deel daarvan zich nog steeds onder het oppervlak bevindt.
De belangrijkste ontdekkingen op het gebied van de ‘exobiologie’ zijn echter hier op aarde gedaan. Biologen hebben geleerd dat het leven veel robuuster is dan de meeste wetenschappers 30 jaar geleden dachten. Aardse micro-organismen bleken te gedijen in verbazingwekkend vijandige omgevingen. Diep onder de oceanen bijvoorbeeld, in de buurt van vulkaanuitbarstingen die bekend staan als zwarte rokers, groeien en vermenigvuldigen sommige microben zich bij temperaturen van meer dan 110 graden – volgens sommige wetenschappers misschien wel 170 graden.
Anderen gedijen in zure omstandigheden die de huid van een mens zouden strippen, terwijl weer anderen een comfortabel bestaan leiden in hete rotsen kilometers onder de grond. Sommigen verkiezen zelfs koude boven warmte: Antarctische levensvormen kunnen zich heel goed redden in wat neerkomt op een permanente diepvries.
Het bestaan van deze zogenaamde extremofiele organismen heeft onze kijk op wat “de eerste levensbehoeften” zouden kunnen worden genoemd, radicaal veranderd. Extremofielen leven gelukkig zonder zonneschijn, zonder gematigde warmte, zonder organische moleculen om zich mee te voeden en zonder behoefte aan fotosynthese – velen verteren ruwe mineralen en voorzien zichzelf van brandstof met elementaire chemische reacties.
Velen delen ook nog een andere fascinerende eigenschap. De genetische code van deze wezens suggereert dat het geen recente aanpassingen zijn die zich hebben verwijderd van het ‘gewone leven’ en in lastige niches terecht zijn gekomen die door hun concurrenten worden gemeden. In plaats daarvan behoren zij evolutionair gezien tot de oudste levende wezens op aarde – waarschijnlijk tot de allereerste die verschenen.
De implicaties voor het leven elders in het zonnestelsel zijn enorm. We weten nu dat alles wat leven nodig heeft vloeibaar water is – zelfs een beetje vocht is voldoende – en een soort energiebron. Exobiologie is back in business.
Mars blijft de beste kandidaat voor de baanbrekende ontdekking van een buitenaards organisme. In het vroege zonnestelsel, vier miljard jaar geleden, bood het wellicht betere vooruitzichten op leven dan de Aarde. In 1998 vonden NASA-wetenschappers mogelijk gefossiliseerde oude Marsbacteriën in een meteoriet die door een kosmische inslag van het planeetoppervlak was weggeblazen; het Marsgesteente dreef miljoenen jaren door de ruimte voordat het uiteindelijk in Antarctica neerstortte.
Exobiologie zal een belangrijk element zijn in de Marsmissies van de eerste helft van de 21e eeuw. ESA’s Mars Express is in december 2003 in een baan om Mars gekomen; het Aurora-programma bestudeert plannen voor een missie om monsters terug te brengen en zelfs voor een menselijk bezoek. Sommige van de Antarctische levensvormen van de aarde zouden vandaag waarschijnlijk op Mars kunnen leven. Misschien liggen onder het oppervlak van Mars de overeenkomstige inheemse organismen te wachten om ontdekt te worden.
Europa, dat tien keer verder weg ligt dan Mars, is een moeilijker voorstel. Maar plannen voor Europa-missies liggen ook op de tekentafel. Exobiologen beperken zich niet langer tot planetaire omgevingen. Kometen, bijvoorbeeld, zijn rijk aan organisch materiaal en kunnen zeker worden gekoloniseerd door een soort extremofiel. Sommige theoretici denken zelfs dat het leven eerst in een komeetmilieu is ontstaan en vervolgens de aarde en misschien nog andere planeten heeft bereikt.