Ernst Mayr and the Evolutionary Synthesis

Ironiek was een groot onopgelost probleem in Darwins meesterwerk, On the Origin of Species, juist dat: Hoe en waarom ontstaan soorten? Darwin en zijn latere volgelingen werden geconfronteerd met een schijnbare paradox. Zij beschreven evolutie als een voortdurende, geleidelijke verandering in de loop van de tijd, maar soorten onderscheiden zich van elkaar, wat suggereert dat een of ander proces een discontinuïteit, of kloof, tussen hen heeft gecreëerd.
Het meeste werk om deze puzzel op te lossen is toe te schrijven aan Ernst Mayr, misschien wel de grootste evolutionaire wetenschapper van de twintigste eeuw. Samen met Theodosius Dobzhansky, George Gaylord Simpson, en anderen, bereikte Mayr de “moderne synthese” in de jaren 1930 en 1940 die Mendel’s theorie van erfelijkheid integreerde met Darwin’s theorie van evolutie en natuurlijke selectie
.
Geboren in 1904 in Duitsland, volgde Mayr een opleiding tot medisch student maar realiseerde zich dat hij een grotere passie had voor het bestuderen van vogels en biologie. Hij emigreerde naar de Verenigde Staten en werd conservator bij het American Museum of Natural History, waar hij werkte aan de classificatie van vogels terwijl hij zijn belangrijkste ideeën over evolutie formuleerde. In 1942 publiceerde hij zijn belangrijkste werk, Systematics and the Origin of Species. Mayr verhuisde in 1953 naar de Harvard Universiteit en was van 1961 tot 1970 directeur van het Museum of Comparative Zoology van deze school. Sindsdien heeft hij een aantal boeken en hoofdstukken gepubliceerd en ontving hij de prestigieuze Japan Prize for Biology in 1983.
In zijn baanbrekende boek uit 1942 stelde Mayr voor dat Darwin’s theorie van natuurlijke selectie de hele evolutie kon verklaren, inclusief waarom genen op moleculair niveau evolueren. Wat betreft de hardnekkige vraag hoe soorten ontstaan, stelde Mayr voor dat wanneer een populatie organismen door tijd of geografie van de hoofdgroep wordt gescheiden, zij uiteindelijk verschillende eigenschappen ontwikkelen en niet langer met elkaar kunnen kruisen.
Door deze isolatie of scheiding ontstaan nieuwe soorten, aldus Mayr. De eigenschappen die zich tijdens de periode van isolatie ontwikkelen worden “isolatiemechanismen” genoemd, en zij ontmoedigen de twee populaties om met elkaar te kruisen.
Meer nog, Mayr verklaarde dat de ontwikkeling van vele nieuwe soorten is wat leidt tot evolutionaire vooruitgang. “Zonder soortvorming zou er geen diversificatie van de organische wereld zijn, geen adaptieve radiatie, en heel weinig evolutionaire vooruitgang. De soort is dus de hoeksteen van de evolutie.”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.