Dmitri Ivanovitsj, (geboren 19 oktober 1582 – gestorven 15 mei 1591, Uglitsj, Rusland), jongste zoon van Ivan IV (de Verschrikkelijke), wiens dood de keizerlijke adviseur Boris Godoenov verdacht maakte. Een reeks pretendenten die beweerden Dmitrius te zijn, streden later om de Moskovitische troon.
Dmitrius was de enige zoon van Ivan IV en Maria Fedrorovna Nagaya, de zevende vrouw van de tsaar. Na Ivans dood in 1584 werd zijn verstandelijk gehandicapte zoon Fjodor tsaar, waarbij Godoenov optrad als de ware macht achter de troon. Omdat Dmitri de enige overlevende van de Rurik-dynastie was, probeerde Godoenov zijn macht te versterken door Dmitri en zijn moeder te verbannen naar Uglitsj, een stad ongeveer 230 km ten noorden van Moskou. Daar werd de jonge tsarevitsj dood aangetroffen met een doorgesneden keel. Een onderzoek onder leiding van de Bojarenaar Vasili Sjoejski concludeerde dat de jongen een epileptische aanval had gekregen toen hij met een mes aan het spelen was en zelfmoord had gepleegd. Hoewel Godoenov duidelijk baat had bij de dood van het kind, was er geen direct bewijs dat hij opdracht had gegeven tot de moord op Dmitri. Na de dood van Fjodor in 1598 werd Godoenov zonder meer tot tsaar verkozen, maar hij werd al snel gedwongen af te rekenen met de eerste van drie pretendenten die beweerden Dmitrius te zijn. Deze valse Dmitrij volgde Godoenov in 1605 op als tsaar, maar hij werd al snel verdreven door Sjoeyskij, die vervolgens tot tsaar werd uitgeroepen. Om toekomstige uitdagingen door dergelijke pretendenten af te wenden, liet Sjoeyskij het stoffelijk overschot van Dmitrij naar Moskou overbrengen, en Dmitrij werd in de Russisch-orthodoxe kerk heilig verklaard als martelaar. Niettemin werd Sjoeyskij’s heerschappij bedreigd door een tweede valse Dmitri in 1610, en een derde dook op in 1612.
De dood van Dmitri en de mogelijke connectie van Godoenov daarmee vormen het centrale thema in Aleksandr Poesjkin’s toneelstuk Boris Godoenov (1831). Het meesterwerk Boris Godoenov van componist Modest Moesorgski (voor het eerst opgevoerd in 1874) is een opera die is afgeleid van Poesjkins eerdere werk.