Daniel Bernoulli, 1700-1782.
Nederlands-Zwitserse wiskundige, eerste verwoorder van de verwachte nutshypothese.
Geboren in een familie van wiskundigen – zijn vader was Johan Bernoulli, zijn oom Jakob Bernoulli en zijn jongere broer Johan II. Daniel’s begaafdheid als wiskundige leidde tot een ongezonde rivaliteit met zijn vader, met als betreurenswaardig gevolg een persoonlijke breuk tussen de twee. Bernoulli was een goede vriend van Leonhard Euler.
In 1724 verhuisde Bernoulli naar St. Petersburg, Rusland om wiskunde te doceren aan de nieuwe universiteit, maar hij vertrok in 1734. Een groot deel van de rest van zijn leven doceerde hij aan de universiteit van Bazel, Zwitserland.
Bernoulli’s belangrijkste werk in de wiskunde was zijn verhandeling over vloeistofmechanica, Hydrodynamica. In de economie is Bernoulli vooral bekend geworden door zijn artikel uit 1738 waarin hij de St. Petersburg-paradox oploste, een kansprobleem dat zijn neef Nicolaas Bernoulli in 1713 had gesteld en waarbij het ging om de oplossing van een kansspel met een oneindige verwachte opbrengst. Daniel’s voorgestelde oplossing introduceerde twee revolutionaire ideeën: (1) de verwachte nutshypothese (namelijk dat mensen niet de verwachte geldopbrengst waarderen, maar de verwachte nutsopbrengst), en (2) het concept van afnemend marginaal nut (dat nut een stijgende functie van geld is, maar in een afnemend tempo). Dit stelde hem in staat op te lossen voor een eindig verwacht nut, en daarmee de paradox op te lossen.