Clofazimine werd oorspronkelijk in 1969 geïntroduceerd voor de behandeling van lepra. De WHO beveelt het aan als een tweedelijnsverbinding voor gebruik in combinatie met andere geneesmiddelen voor de behandeling van resistente tuberculose.
Het werkingsmechanisme van clofazimine is niet gedefinieerd. Studies hebben membraanverstoringen in Staphylococcus aureus, remming van fosfolipase A24, en effecten op kaliumtransporters geïmpliceerd. Clofazamine heeft een hoog redoxpotentiaal en kan leiden tot de productie van waterstofperoxide. Transcriptionele analyse toonde aan dat clofazamine clusterde met bekende respiratoire modulatoren zoals fenothiazines, cyanide en azide. Dit wijst erop dat het de groei van bacteriële cellen kan remmen door te interfereren met elektronentransport en ATP-synthese.
Gemeenschappelijke bijwerkingen van clofazimine zijn buik- en maagpijn, diarree, misselijkheid, braken en gastro-intestinale intolerantie. Maar misschien is de bijwerking die het potentieel van clofazimine als TB-geneesmiddel het meest in twijfel trekt, een roodzwarte verkleuring van de huid, die omkeerbaar is, maar waarvan het maanden of jaren kan duren voordat ze terugkeert. Deze bijwerking wordt in verband gebracht met depressie en is vooral problematisch gezien het stigma waarmee TB-patiënten over de hele wereld worden geconfronteerd. De inspanningen van TB Alliance om te werken met clofazimine en andere riminofenazine-analogen zijn erop gericht om de verbinding te optimaliseren, waardoor deze bijwerkingen worden verminderd.