Archelaus

ARCHELAUS , etnarch van Judea (4 v. Chr.-c. 6 v. Chr.), zoon van Herodes bij zijn Samaritaanse vrouw Malthace. In zijn vierde testament benoemde Herodes Archelaus tot koning van Judea en Samaria, die het grootste deel van zijn koninkrijk vormden. Het testament moest door Augustus worden bevestigd. Archelaus maakte zich gereed om onmiddellijk na de rouwperiode om zijn vader naar Rome te vertrekken. Voordat hij kon vertrekken, werd zijn positie ongunstig beïnvloed door gebeurtenissen in Judea. Op zijn eerste bijeenkomst in de tempel met de vertegenwoordigers van het volk eisten zij verlichting van de zware belastingdruk die Herodes had opgelegd. Archelaus trachtte de zaak uit te stellen tot zijn terugkeer uit Rome om hun hartstochten te laten bekoelen. De extremisten onder het volk verzamelden zich echter en verordonneerden de rouw om de geleerden Juda zoon van Ẓipporai en Mattathias b. Margalot en hun medestanders, die op bevel van Herodes ter dood waren gebracht omdat zij de Romeinse adelaar van de tempelpoorten hadden gesloopt. De extremisten stelden nog meer eisen: de bestraffing van de adviseurs van Herodes die de dood van deze geleerden hadden veroorzaakt; de benoeming van een andere hogepriester in de plaats van *Joezer, zoon van Boethus; en de verbanning van de Griekse ambtenaren uit het koninklijk hof. Het was de periode van het Pesachfeest en massa’s pelgrims stroomden naar Jeruzalem. Archelaus, die ongeregeldheden vreesde, zond een troepenmacht tegen de aanstichters. Deze daad wekte de woede van het volk op en toen de soldaten werden gestenigd, gaf Archelaus hun bevel de opstand met geweld te onderdrukken. In het conflict dat volgde werden ongeveer 3000 mensen gedood. Toen Archelaüs Rome bereikte om de keizer te verzoeken het testament van zijn vader te bevestigen, was daar ook een delegatie van het volk uit Judea aangekomen met het verzoek het gezag van het Huis van Herodes op te heffen en Judea bij de provincie Syrië in te lijven. De delegatie werd gesteund door 8.000 joden die in Rome woonden. Ook de Griekse steden stuurden gezanten met het verzoek zich onder het onmiddellijke gezag van de keizerlijke legaat van Syrië te stellen. Een derde afvaardiging van de Herodiaanse familie eiste echter ofwel de gelijke verdeling van het gehele koninkrijk onder alle zonen van Herodes, ofwel de toekenning van de troon aan Antipas. Intussen was de toestand in Judea verslechterd, en de Syrische landvoogd *Quintilius Varus zag zich genoodzaakt de opstand met geweld te onderdrukken. De beslissing van de keizer werd in grote mate beïnvloed door deze onlusten in Judea. Hij vernietigde Herodes’ wil niet volledig, maar bracht één fundamentele verandering aan: hij schafte de monarchie af en kende Judea, Idumea en Samaria toe aan Archelaus met de titel van etnarch, waarbij hij hem later de titel van koning beloofde als hij succesvol zou blijken in zijn heerschappij. De gebieden die aan de andere twee zonen van Herodes, *Herodes Filippus en *Antipas, waren toegewezen, werden ook bevestigd en hun werd de titel van tetrarch verleend. De Griekse steden Gaza, Gadara (Hammath-Gadar) en Susita (Hippos) werden bij de provincie Syrië gevoegd. Intussen was de vrede in Judea hersteld na de oorlog met Quintilius Varus. Archelaus regeerde met harde hand en onderdrukte de opstandige elementen in het land met de grootst mogelijke wreedheid en brutaliteit. Hij verving de hogepriester Joezer door zijn broer Eleazar, die op zijn beurt werd verdrongen door Jozua, zoon van Seth. Deze erfde de bouwlust van zijn vader en stichtte de stad Archelais bij Jericho, en bouwde een nieuw paleis in Jericho in plaats van het paleis dat tijdens de onlusten was verwoest. Hij beplantte de vlakte met palmbomen en legde er een irrigatiesysteem aan. Zijn slechte verstandhouding met het volk verslechterde nog door zijn huwelijk met *Glaphyra, weduwe van zijn stiefbroer *Alexander, bij wie zij kinderen had gekregen, terwijl een dergelijk huwelijk volgens de bijbelse wet verboden was (Lev. 18:18). In 6 v. Chr. beklaagde een delegatie van het volk zich opnieuw over hem bij Augustus. Ditmaal ontsloeg de keizer Archelaus uit zijn etnarchaat, verbande hem naar Vienne in Gallië en nam zijn bezittingen in beslag. Judea werd bij de Syrische provincie gevoegd en onder een procurator geplaatst die onder het gezag van de gouverneur van Syrië stond. Archelaus stierf in ballingschap ca. 16 c.e.

bibliografie:

Jos., Ant., 17:200-355; Jos., Wars, 1:668 e.v.; 2:1-100, 114-6; Matt. 2:22; Klausner, Bayit Sheni, 4 (19502), 167, 170 e.v.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.